Menu Sluiten

Het beneficie van het altaar

[vc_row][vc_column][vc_column_text]

De geschiedenis van de Sint-Pieterskerk van Rosmeer

De oude kerk van 1790 | De nieuwe kerk van 1933 Het beneficie van het altaar van O.L.Vrouw

Het beneficie van het altaar van O.-L.-Vrouw

Het woord beneficie komt van het Latijnse woord beneficium (bene, goed, en ficere, de verzwakte vorm van facere, doen) wat weldaad betekent: het gaat hier over een geestelijk ambt met daaraan door schenking verbonden inkomsten. Wij kunnen het ook een kerkelijke titel of kerkelijke waardigheid noemen of de plaats die deze inkomsten waarborgt.

Zo was aan het altaar van O.-L.-Vrouw in Rosmeer een beneficie verbonden. De drager van het beneficie of de beneficiant moest er voor zorgen dat elke zaterdag aan het altaar een mis opgedragen werd voor de zielenrust van de schenkers (pro remedio animae).

Om beneficiant te kunnen worden van het beneficie in Rosmeer moest men de tonsuur (kruinschering) ontvangen hebben, wat aanduidde dat men tot de clerus (geestelijkheid) behoorde, maar men moest hiervoor niet priester zijn, want het beneficie in Rosmeer was een beneficium simplex. Wanneer de beneficiant geen priester was, duidde hij een priester aan die tegen vergoeding deze missen opdroeg .De inkomsten waren voor de beneficiant.

In de archieven van de pastorie in Rosmeer vinden wij een oud document in het Latijn van het jaar 1623, dat uitlegt hoe het beneficie verkregen werd.
Aartsdiaken Uldaricus Hoen van Hoensbrouck, onderproost van Luik en proost van Thuin, een man uit een machtige adellijke familie, stelde deze akte op en schonk hierbij na de dood van Wilhelmus Nijs, pastoor in Bilzen en beneficiant van dit altaar in Rosmeer, dit beneficie aan Gerard Meesters. Deze akte werd nog met een notariële akte in het Latijn bevestigd en hiervan hebben wij ook een afschrift. De notaris Hubert Horens was een priester en kende dus Latijn.

Hoe gebeurde de installatie van de beneficiant?
Deze of zijn wettige plaatsvervanger (procurator) moest in het bijzijn van 2 getuigen de 4 hoeken van het altaar aanraken, alsook de kelk, het missaal en de ornamenten. Als getuigen voor Gerard Meesters traden toen in 1623 op: Jan Winandts, koster in Rosmeer, en Jan Hems, een inwoner uit Maastricht.

Hoe oud is dit beneficie?
Het bestond eigenlijk al vóór 1623 want er werden al inkomsten genoteerd in de 14de eeuw. Ook uit deze tijd dateert het mooie Mariabeeld op het zijaltaar het altaar van het beneficie.
Vanwaar kwamen de inkomsten van het beneficie?
Sedert het concilie van Lateranen (1179) hebben vele leken, eigenaars van tienden, deze (of het evenwaardige ervan) gegeven voor hun zielenrust en hebben alzo een groot aantal stichtingen gedaan. Zo werden hier aan het altaar van O.-L.-Vrouw gronden geschonken en erfpachten en cijnzen (te heffen door de rijproost, de man die de cijnzen ophaalde) nl. 6 kapuinen of kapoenen (gecastreerde hanen om ze alzo beter te kunnen vetmesten) 27 stuivers, 8 kwadranten en 10 denariën. Pastoor Arnold Kerkhofs heeft in zijn register van 1892 eens uitgerekend wat dit alles waard was en hij kwam tot de som van 300 à 400 franken.

De beneficiant moest niet alleen zorgen dat de missen gedaan werden, hij moest ook nog de onkosten vergoeden voor het gebruik van de kerk, de sacristie en het werk van de koster, want de beneficiant was niet de pastoor van Rosmeer.

Welke beneficianten van dit O.-L-Vrouwaltaar in Rosmeer kennen wij?
G.V. Lux geeft in zijn boek ‘Rosmeer door de eeuwen heen’ op p.67 een lijst van 12.

  • Willem Follaerts (1618)
  • Wilhelmus Nijs van Bilzen (+1623
  • Gerard Meesters (vanaf september 1623)
  • D. Beltens (1624)
  • Willem Horens, kanunnik te Munsterbilzen (1638)
  • D. Gouverneur, kanunnik te Munsterbilzen (1658)
  • Carolus Smijssens (omstreeks 1691)
  • Michaël de la Brassinne (omstreeks 1700)
  • Hubertus De Brust, pastoor te Rocourt (1712)
  • Hendrik De Brust (1725)
  • Michaël Plateus van Monteigné (1748)
  • Wilhelmus Willems, afkomstig van Rosmeer (1798)

Slechts deze namen zijn ons tot nu toe bekend. Zeker zijn er meer geweest.
De laatste beneficiant was Wilhelmus Willems. Deze heeft het laatste register van dit beneficie aangelegd in 1799. Toen kwam de Franse Revolutie die dit beneficie heeft afgeschaft. De inkomsten ervan gingen naar de kerkfabriek van Rosmeer. Deze moet nu zorgen dat de missen gelezen worden, net zoals dit gebeurt voor gestichte jaargetijden. Er worden jaarlijks nog 26 missen gelezen ter ere O.-L.-Vrouw. Dit aantal wordt berekend op de inkomsten die dit beneficie nog opbrengt. De kerkfabriek betaalt voor elke mis € 5 aan de priester (pastoor) die de mis leest (weliswaar aan het gewone dienstdoende altaar). De rest van de inkomsten is voor het onderhoud van de kerk en voor de eredienst.

Het register van Wilhelmus Willems. Dit begint aldus (in het Latijn):
“Sit nomen Domini benedictum. Amen.”
Registrum beneficii sub invocatione seu ad altare beatissimae Mariae Virginis fundati et siti in Ecclesia parochiali de Rosmer, ex antiquis Registris renovatum continens omnes proventus ejusdem beneficii per me Wilhelmum Willems rectorem hujus beneficii meo primo anno hac 27 Martii 1799. 14ta 8bris 1798 defunctus est praedecessor meus Aegidius Plateus. Cujus anima dilectissima in benedictione sit. Amen.

In vertaling luidt deze tekst:
De naam des Heren zij gezegend! Amen.
Register van het beneficie onder de aanroeping of bij het altaar van de allerheiligste Maagd Maria, gesticht en gelegen in de parochiekerk van Rosmeer, door mij, Wilhelmus Willems, rector van het beneficie, in mijn eerste jaar op 27 maart 1799 uit oude registers hernieuwd en bevattend alle inkomsten van ditzelfde beneficie. Op 14 oktober 1798 overleed mijn voorganger Aegidius Plateus. Gezegend zij zijn geliefde ziel! Amen.

Info: G.V. Lux, Rosmeer door de eeuwen heen, p. 66-68.
Pastoor Arn. Kerkhofs, Registrum Archivale et Memoriale Parochie de Rosmeer, p. 17-20, 149-174.

[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]