Menu Sluiten

Kerk Sint Pieter

[vc_row][vc_column][vc_row_inner][vc_column_inner][vc_column_text]

De geschiedenis van de Sint-Pieterskerk van Rosmeer

De oude kerk van 1790 | De nieuwe kerk van 1933 Het beneficie van het altaar van O.L.Vrouw

De oude kerk van 1790

Wanneer de eerste kerk gebouwd werd, weten wij niet. Waarschijnlijk moet dat al heel vroeg gebeurd zijn want zij werd aan Petrus toegewijd en deze kerken worden over het algemeen als vroege stichtingen beschouwd .
Volgens pastoor Arnold Kerkhofs zou Karel de Grote (8ste – 9de eeuw) de toewijding van de kerken aan de H. Petrus bevorderd hebben en lagen deze kerken dikwijls op rotsen of heuvels (de kerk van Rosmeer is aan de H. Petrus gewijd en ligt op een heuvel: de Kerkberg).
De oudste geschreven tekst over onze kerk heeft men gevonden in het kalendarium van de Onze-Lieve Vrouwkerk van Maastricht en deze tekst dateert uit de 13dede eeuw: Proost Franco die ons de kerk en 8 (mansos) hoeven te Rosmeer schonk. Dat moet zo rond 1140 gebeurd zijn . In 1140 stond er zeker al een kerk in Rosmeer en deze was waarschijnlijk niet de eerste . Waarschijnlijk was de eerste kerk een eenbeukige zaalkerk in hout en gebouwd in de omgeving van het Merovingisch grafveld langs de Diepestraat.

De latere kerk, in duurzaam materiaal, werd wellicht gebouwd op de plaats van de huidige kerk. Dat kan men afleiden uit het feit dat de Franken de gewoonte hadden hun kerk te bouwen buiten de betimmerde of verkavelde grond. Waarschijnlijk was deze kerk in mergel gebouwd.

Het Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Maastricht heeft nog vóór 1148 het patronaat over de kerk en het tiendrecht . Het komt ons voor dat er in 1148 al een kerk moet gestaan hebben op de plaats van de huidige, omdat onze Romaanse toren uit de 12de eeuw volgens zijn constructie altijd tegen een kerk moet aangebouwd geweest zijn (zie noord- en zuidkant van de toren).

Wij hebben geen geschreven bronnen over de plaats en de bouwtijd van de eerste kerk. Aanduidingen over de kerk van vóór 1790 vinden wij wel in de parochieregisters vanaf de 17de eeuw. Deze kerk moet waarschijnlijk kleiner geweest zijn dan de nieuwe kerk. Zeker is dat zij totaal versleten was en dat men toen besloot ze helemaal af te breken (tot aan de grondvesten).

Zij heeft geleden van de talrijke plunderingen hier in onze streken, want in de 17de eeuw hebben hier plunderende soldatenbenden de dorpen onveilig gemaakt en werd er veel platgebrand. Denken wij maar bijvoorbeeld aan Karel van Lorreinen die onze streken terroriseerde of aan de Franse troepen van Lodewijk XIV in de 17de eeuw. Vergeten wij ook niet de slag van Lafelt op 2 juli 1747. Toen hebben de Fransen hier dorpen in brand gestoken en werd onze kerk ook gedeeltelijk (pro parte) leeggeroofd .

Het is merkwaardig dat wij in wetenschappelijke werken vinden dat de nieuwe kerk gebouwd werd in 1858. Deze datum vinden wij echter nergens terug in onze parochieregisters.
Wij zetten alles even op een rijtje:

  • Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische Bedehuizen, Provincie Limburg, Kanton Bilzen, Benoît Geukens, 1975. p. 28. Kerk Sint-Pieter (Rosmeer); Neogotische basilicale kerk, in baksteen, van 1858, merkelijk vergroot in 1934
  • Gids voor Vlaanderen, Jozef van Overstraeten,
    volledig herwerkt door Jan Gerits, 1985
    p. 136, Rosmeer, Neogotische St.-Pieterskerk (1858), opmerkelijk vergroot in 1934.
  • Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, Provincie Limburg, Kanton Bilzen, een uitgave van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Monumenten en Landschappen, 1996. p. 157. Rosmeer. Neogotische kruiskerk van 1858, vergroot in 1934.

Nergens vinden wij een verantwoording voor deze datum.

En toch is onze kerk gebouwd in 1790.
Dit blijkt uit het lastenboek (bestek) van 14 augustus 1789, opgemaakt in opdracht van het Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Maastricht (waar onze parochie van afhing) . Het plan is getekend door architect Lambert (dit plan is helaas verloren gegaan). Het bestek is opgesteld in het Nederlands en in het Frans. In artikel 61 staat:

Dit geheel werck sal compleet in orde gemack, vervaardig en overgelevert moeten worden voor den eersten november 1790’.
Opmerkelijk is artikel 69 van de Franse tekst:
‘En cas que la traduction françoise seroit moindre claire, ou pas tout conforme aux conditions flamandes, l’entrepreneur devra en tout suivre les conditions flamandes’.

En die aannemer was juist afkomstig uit het Franssprekend landsgedeelte: Henri Piedboeuf uit Jupille bij Luik. Hij tekende het contract op 25 februari 1790 met een X. De dienstdoende schrijver noteerde hierlangs: ‘Henri Piedboeuf ne sachant pas écrire’.
De aannemer klaarde de klus binnen de vastgestelde tijd en pastoor Kerkhofs noteerde in zijn register onder het jaar 1791 op p. 169V° een tekst van de toenmalige pastoor Reijners:

Nota quod anno praeterito circa pascha vetus ecclesia nostra et justo minor sit funditis destructa et eodem anno inceperit de novo exstrui et hoc anno in fine mensis Augusti ad finem perfectionis sit perducta per quemdam nomiatum Pied de Boeuf ex Jupille prope Leodium procurante capitulo B.M.V. in Civitate Trajectensi.
Scripsit A. Reijners, pastor de Rosmeer.’

In vertaling en samengevat luidt dit:

‘Noteer dat in het vorig jaar rond Pasen onze oude bouwvallige kerk tot aan de fundamenten is afgebroken en in hetzelfde jaar is heropgebouwd en in dat jaar is klaargekomen eind augustus. Dit gebeurde door een zekere Piedboeuf uit Jupille en in opdracht van het Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Maastricht. Aldus schreef pastoor Reijners van Rosmeer’.

Fier schrijft pastoor Reijners in zijn doopregister in 1791 10 7bris : baptizata est Elisabetha filia Leonardi Meyers et Idae Herbers proles prima quae in nova ecclesia nostra baptisata fuit’
‘Elisabeth Meijers werd als eerste kind in onze nieuwe kerk gedoopt’.

De aannemer bouwde de kerk voor 9.020 Luikse gulden, een som die volgens pastoor A. Kerkhofs gelijk was aan 11.275 fr.

Gedurende de jaren 1789-1790 werd door het O.-L.-V.-kapittel een nieuwe kerk gebouwd op dezelfde plaats waar de vorige stond. Ingevolge een besluit van de gemeenteraad van 14 juni 1789 genomen, moesten de boeren ofwel 40 karrenvrachten naar Maastricht ofwel 20 naar Luik doen om bouwmaterialen bij te halen. De huisgezinnen, die geen paard hadden, moesten ieder één man beschikbaar stellen om gedurende 2 dagen de oude bouw te helpen slopen’ .
Deze tekst is de weergave van de inhoud van artikel 58 van het bestek.

Grondplan van de kerk van 1790, getekend in 1931.

Links boven: Het Sint-Bertiliakapelletje met een mooi spitse leien dak. Tussen dit kapelletje en het koor was er nog een kleine bergruimte, bereikbaar vanuit het koor.

Rechts boven: Sacristie.
‘Het aangebracht dak van de sacristie was zo tegen het kerkvenster aangewerkt dat de onderste ruiten van het kerkvenster bedekt waren, hetgeen het koor erg ontsierde. Ten andere ’t dak der sacristie, hare venster en houten vloer, alsook nog het plakwerk der muren verrot zijnde, is – de muren enkel staande blijvende – de sacristie voor het overige gans hersteld in 1895. De nieuwe houten vloer, ter oorzake van de vochtigheid van de grond na 2 jaren tijds wederom verrot zijnde, is in 1897 vervangen door een nieuwe vloer in ceramique stenen met plinten, hetgeen doelmatiger was’
‘Niettegenstaande alle herstellingen en verbeteringen is en blijft de sacritie … moeilijk te veranderen, daar de noodzakelijkheid voor de bedevaarders van Sint-Bertilia van den alouden gang rondom de kerk te doen, verhindert de sacristie groter aan te leggen’.

Midden boven: Het koor.
Dit was zo groot als het huidige koor, maar zonder roosvenster in de achterwand (zuiden). De muren kwamen tot aan de eerste zuilen van de kerk (het was dus een gesloten koor) en links en rechts was er een venster. Het hoofdaltaar stond tegen de achterwand van het koor met het schilderij van Sint-Pieter (1763. Kwam uit de vorige kerk) als retabel.

Klik hier voor een foto van het koor van de oude kerk

In 1792 liet pastoor Reijners een mooie communiebank plaatsen op de trede van het koor. Zij sloot alzo heel het koor af, dat enkel langs 2 deurtjes links en rechts in de communiebank bereikbaar was vanuit de kerk. Dit kunstwerk in Lodewijk-XVI-stijl werd gemaakt door schrijnwerker Sauveur van Luik en bestond uit 7 luiken met telkens een voorstelling uit de bijbel die naar de H. Eucharistie verwees. Deze communiebank is nu verwerkt in het dienstdoende altaar, de lezenaar en de credenstafel.

De kerk was gebouwd met gewone veldbrikken in Renaissancestijl (schuurstijl volgens pastoor Kerkhofs ) met 1 middenbeuk en 2 zijbeuken met platte zoldering. Ze was 21,32 m lang en 11,27 m breed met muren van 2,5 brikken dik .

In oktober – november 1894 liet pastoor A. Kerkhofs 2 nieuwe brandvensters zetten in het koor (gekleurd mozaïek gebrand) door de firma Bardenhewer van Brussel . Volgens de resten van deze brandvensters die wij teruggevonden hebben, waren deze vensters boven plat afgerond. De vensters van het koor hadden, volgens de pastoor wel kunstrijker kunnen geweest zijn. Maar hij had toen nog niet voorzien dat hij later mooiere brandvensters voor de kerk zou kopen.

Op 17 oktober 1895 ging pastoor Kerkhofs bij zijn parochianen rond voor nieuwe brandvensters in de kerk en bestelde deze bij M. Bardenhewer, die ook de koorvensters geleverd had. Het werden 8 vensters .

Deze glasramen stelden volgende figuren voor en volgende mensen waren de schenkers:

  1. H. Familie – gift van de parochianen
  2. H. Petrus – Renier Stevens, burgemeester
  3. H. Lambertus – Hendrik Nelissen, schepen
  4. H. Barbara – Arnold. Kerkhofs, pastoor
  5. H. Catharina – Catharina Jeurissen
  6. H. Joannes de Doper – Jan Stevens ‘van de win’
  7. H. Hubertus – Hubert Stevens schepen
  8. H. Bertilia – Walter en Cornelia Moors van Maastricht, oom en tante van de pastoor

‘De secretaris Frans Voué gaf ook voor de brandvensters in de kerk de som van 170 fr., doch weigerde volstrekt het inschrijft van zijne naam in één der brandvensters. Om dit te vergoeden heeft M. Pastoor, die 225 fr. gaf, het beeld doen aanbrengen in het venster dat hij gaf, van de H. Barbara, patrones van de echtgenote van Frans Voué, namelijk Barbara Boelen. (Cuique suum!)’

Deze glasramen zijn gedeeltelijk verwerkt in de bestaande glasramen en het glasraam van de H. Familie is nu gerestaureerd en zal later weer een plaats krijgen in de kerk.

De driebeukige kerk stond helemaal onder één schuin dak (er was geen dwarsschip). De zoldering van de kerk was ook lager dan de huidige. Dit kan men afleiden uit het bestaan van een vroegere halfdichtgemetselde doorgang in de toren naar de zoldering. Deze doorgang ligt onder het niveau van de huidige zoldering. De 2 zijbeuken hadden een platte zoldering.

Merk op dat er maar een kleine toegang was naar de toren. In die onderste ruimte van de toren stond de doopvont, weggestoken in een kast

De nieuwe kerk werd pas ingewijd op de 1ste zondag van september 1855 door Mgr. Vrancken, missiebisschop afkomstig uit Vroenhoven. E.H. Hubertus Bonjour was toen pastoor in Rosmeer. In het altaar werden de relieken ingemetseld van de heilige martelaressen Amonia en Crescentia. Deze oude altaarsteen met de relieken hebben wij nog teruggevonden.

Tussen de bouw en de inwijding van de kerk is er heel wat tijd verstreken.Het was toen ook een woelige tijd: de troebelen van de Franse Revolutie; de toenmalige pastoor Reijners moest onderduiken omdat hij de eed van trouw aan de Franse Revolutie niet wilde afleggen; van 5 juli 1801 tot 29 maart 1836 was onze kerk een kapel (hulpkerk) van Vlijtingen; ook was in die tijd de bisschoppelijke zetel in Luik vacant (moeilijkheden met Napoleon); in 1829 wordt Mgr Van Bommel bisschop van Luik; in 1830 hebben wij de Belgische onafhankelijkheid en voor Limburg werd dit nog later geregeld.
Het was dus helemaal geen klimaat voor een kerkwijding.

Deze kerk werd merkelijk vergroot in 1932.

Info: : G.V. Lux, o. c., p. 27-28. – G.V. Lux, o. c., p. 28.-G.V. Lux, o. c. p. 28 en Charter van 1148 – G.V. Lux, o. c., p. 58
Arnold Kerkhofs, Registrum Archivale et Memoriale Parochiae de Rosmeer, p. 30. – A. Kerkhofs, o. c., p. 32. – A. Kerkhofs, o. c., p. 29. – A. Kerkhofs, o. c., p. 197V°. – A. Kerkhofs, o. c., p. 199. – A. Kerkhofs, o. c., p. 210V°. – A. Kerkhofs, o. c. p. 31.
Zie Charter van 1140 in het Rijksarchief te Maastricht
Pastoor Notté: artikel over de slag van Lafelt.

[/vc_column_text][/vc_column_inner][/vc_row_inner][/vc_column][/vc_row]