Menu Sluiten

De nieuwe kerk van 1933

[vc_row][vc_column][vc_column_text]

De geschiedenis van de Sint-Pieterskerk van Rosmeer

De oude kerk van 1790 | De nieuwe kerk van 1933 Het beneficie van het altaar van O.L.Vrouw

De nieuwe kerk van 1933

Omwille van de merkelijke bevolkingsaangroei in het begin van de 20ste eeuw en vooral in Limburg werden onze kerken te klein. Dit was ook het geval voor de Sint-Pieterskerk van Rosmeer. Volgens het verslag van de kerkfabriek van januari 1930 oordeelden de parochianen van Rosmeer dat er in hun kerk gebrek was aan ruimte, licht en lucht.
In 1931 werd door de kerkfabriek samen met het gemeentebestuur van Rosmeer besloten de kerk te vergroten. Het bestek hiervoor werd opgemaakt door J. Deré, bouwkundige te Hasselt. De werken werden toegewezen aan aannemer Jozef Jorissen van Hoeselt voor de som van ca 340.000 F.
Intussen gingen de kerkdiensten door in de harmoniezaal. De kerk was klaar op 24 maart 1933 en werd reeds op 26 maart 1933 ingezegend door groot-vicaris Mgr. Simenon. De plechtige kerkwijding door onze bisschop Mgr. Kerkhofs had plaats op 16 juli 1935. E.H. Pierre Husson was toen pastoor in Rosmeer.

In het altaar werden de reklikwieën ingemetseld van de heilige martelaren Evermarus, Bonifatius, Theodardus en andere heiligen.

Volgens het vergrotingsplan moesten de zijbeuken, de sacristie en het kapelletje van Sint-Bertilia afgebroken worden. Met dit werk werd begonnen op 1 juni 1932.

“Het gebouw in gewone bakstenen, met omlijsting van witte Franse steen aan ingangsdeur en vensters, is kortweg gezegd: prachtig.

De sacristie en de bergplaats met het aangehechte kapelletje van Sint-Bertilia met hun platte daken steken mooi af tegen de veel hogere gevels van de midden- en de dwarsbeuk.

Deze twee beuken beheersen het gehele gebouw.
Met hun hoog gotisch gewelf in baksteen bieden zij een heerlijke aanblik, die nog door het grote roosvenster van het koor verhoogd wordt.

De kortere zijbeuken met hun lage zoldering zijn van de vorige gescheiden door smalle traveeën, onderstut door ronde pijlers voorzien van kapiteelkransen met diep ingewerkte bladeren. Het gebouw heeft binnenwerks een lengte van 20,25 m en een breedte van 21,75 m en is klaar verlicht”

Zo is onze kerk een vijfbeukige kerk geworden met een heel hoge neogotische dwars- en middenbeuk en 4 lage zijbeuken met platte zoldering en 10 zuilen die het geheel schragen. In de muren zijn er nog eens 10 zuilen verwerkt die voor de helft zichtbaar zijn. Er is heel veel ruimte vrijgekomen voor lichtinval door het grote roosvenster van 3 m diameter in het koor en de 2 enorme vensters van 5,80 m hoog en 3,30 m breed links en rechts in de dwarsbeuk en de 6 vensters in de muren. Dat geeft heel veel licht in de kerk, maar de intimiteit van de vorige kerk is hierdoor verloren gegaan. De doopkapel stond niet op het oorspronkelijk plan en is waarschijnlijk ook in 1933 gebouwd.

De kosten voor het werk werden aldus verdeeld:
40.000 F uit een nalatenschap van pastoor A. Kerkhofs
25.000 F van de kerkfabriek
50.000 F van de gemeente
40.000 F van de provincie
40.000 F van de staat
Het overige van de parochianen.

Pastoor Husson zorgde ook voor een aangepaste aankleding van zijn neogotische kerk.

Op 1 april 1933 liet hij een nieuwe marmeren preekstoel plaatsen. De effen zeshoekige kuip in wit-crèmekleurig marmer rust op een ronde voet in zwart marmer”. Dit was een gift van 2 juffrouwen van onze school.

Het volgende jaar kwam er een nieuw hoofdaltaar uit wit-crèmekleurig marmer vervaardigd. Dit was een gift van de parochianen. De achtergrond, bezijden het tabernakel, is met 2 panelen versierd waarop voorstellingen uit het Oude en het Nieuwe Testament. Het ene stelt de hogepriester Melchisedech voor, die brood en wijn offert, het andere de Emmaüsgangers.
Op het tabernakeldeurtje prijkt het geslachtofferd Lam en zijn de woorden ECCE PANIS ANGELORUM ingegrift. Rondom het Lam zijn de symbolen van de H. Eucharistie, tarwe-aren en wijndruiven aangebracht. Boven dit alles: ALPHA, OMEGA en CHRISTUS verbonden in een cirkel.
Het zware altaarblad rust op 2 kleine pijlers van rood marmer met kapiteeltjes en voeten van geel koper.

In april 1936 werden 2 nieuwe eikenhouten biechtstoelen aangekocht. Gift van de parochianen.

In 1937 kwamen er twee marmeren zijaltaren in dezelfde stijl als het hoofdaltaar het ene ter ere Onze-Lieve-Vrouw het andere ter ere Sint-Bertilia. Weer een gift van de parochianen.

Het altaar van Onze Lieve Vrouw is versierd met tafereeltjes uit het leven van de H. Maagd: PORTAS COELI, ROSA MYSTICA, CASTITAS en TURRIS DAVIDICA”.
Eén, twee en vier zijn titels uit de litanie van O.-L.-Vrouw: deur van de hemel, mystieke roos en toren van David en drie betekent: zuiverheid.

Op het tabernakeldeurtje prijkt de zinnebeeldige pelikaan. De nis boven het tabernakel vertoont het inschrift: SANCTA MARIA MATER DEI”

Het altaar van Sint-Bertilia bevat 4 tafereeltjes die betrekking hebben op het leven van de heilige: waterput, tarwe, castitas en hart.

Op de koperen tabernakeldeur ziet men een kelk met H. Hostie. De nis waarin het beeld van de heilige staat is eveneens in koper. Men leest er: SANCTA BERTILIA, ORA PRO NOBIS.

“Om de kroon op zijn werk te zetten liet de pastoor in april 1939 een nieuw orgel plaatsen. Het werd door het huis Alfons Joris van Hasselt gebouwd.” Weeral een gift van de parochianen. Dit alles is netjes genoteerd in het oude parochieregister van pastoor Kerkhofs door zijn opvolgers. Zo had pastoor Husson gezorgd voor onze mooie kerk.

Onder pastoor Marting (1947-1966) werden er herstellingswerken aan orgel en platte daken uitgevoerd. Het orgel scheen te lijden van vocht en houtworm en werd meermaals hersteld en zelfs verplaatst op het oksaal naar de zijkant.
In 1959 kwamen er nieuwe lampen in de kerk en een nieuwe verwarming met warme lucht. De oude stoof werd verkocht aan de kerkfabriek van Hees.
In 1964 kwamen er 360 nieuwe stoelen in de kerk en werd aan de kerkgangers gevraagd hun eigen stoelen weg te nemen.
Onder pastoor Marting werd de kerk ook helemaal geschilderd door Chr. Konings-Cielen van Riemst.

Pastoor Langens kon niet veel voor de kerk doen omdat hij maar nauwelijks één jaar in de parochie geweest (1966-1967) is en daar stierf.

Van 1967 tot 1972 was E.H. Hendrik Oosterbos pastoor in onze parochie. In 1970 liet hij de kerk herschilderen door Pierre Nicolaes uit Rosmeer.
De pastoor stond voor een grote opgave door de liturgiehervorming in de kerk. Voortaan zou de priester niet meer celebreren met de rug naar de mensen maar met het gezicht naar de mensen. Dus moest hij achter het altaar kunnen staan. Daarom moest er een nieuw altaar komen. Eerst kwam er een eenvoudig houten altaar als noodoplossing in het koor tussen hoofdaltaar en communiebank.

Later kwam er een definitieve oplossing. Zoals in vele kerken gebeurde, op advies van het bisdom, werd de communiebank omgebouwd tot een altaar. De mensen mochten immers de communie ontvangen op de hand, zodat de communiebank niet meer nodig was. De pastoor vond trouwens ook dat het koor te eng en te begrensd was door de communiebank.

De ombouw van de communiebank werd toevertrouwd aan de firma Grossé uit Brugge. Vier panelen werden gebruikt voor het altaar en één voor de lezenaar.

Wij hebben nog een mooie anekdote bij de verbouwing van de communiebank tot altaar.
Toen de mannen van Grossé de communiebank al hadden afgebroken, zegden zij aan de Gerard Coenegrachts, de voorzitter van de kerkfabriek: “Wij gaan eens zien wat wij daarvan gaan maken”. De voorzitter werd ongerust en antwoordde: “Als gij dat nu niet weet, dan hadt gij ze best laten staan”.

Onder het altaar had de pastoor een trede laten maken die reikte tot buiten het koor. Het altaar kwam nu buiten het koor te staan in de kruising van dwars- en middenbeuk. De zitstoelen voor pastoor en misdienaars stonden in het koor tussen het hoofdaltaar en het nieuwe altaar.
Achteraf heeft de firma Greven van Rosmeer nog een paneel van de communiebank verwerkt tot credenstafel (of was dit meubel bedoeld voor de doopviering?). Leon Vanspauwen van onze parochie is nu nog fier dat hij aan dit mooie meubel heeft gewerkt.

De grote vensters in de kerk gaven zoveel licht dat zij de mensen verblindden. Daarom zorgde pastoor Oosterbos voor glasramen in de kerk. De 2 roosvensters (koor en toren) werden toevertrouwd aan Jozef Geraerts van Hasselt.

Het roosvenster in het koor is een echt kunstwerk geworden met een speciale techniek van geëtst glas.

De andere glasramen werden gemaakt door Alfons Vrancken van Hasselt. Het zijn geen echte gebrandschilderde ramen maar een mozaïek van stukjes gekleurd kathedraalglas. De nog gave delen van de glasramen van 1896 werden verwerkt in de doopkapel, boven de tochtdeur en boven de buitendeur van de sacristie.

De 2 grote ramen in de dwarsbeuken vielen tegen. “Dat had niet mogen gebeuren”, zei pastoor Oosterbos
“Ik had het ontwerp van Alfons Vrancken nooit mogen aanvaarden” .

De pastoor haalde ook waardevolle oude beelden van de H. Petrus en de H. Rochus uit de opbergruimte achter het Bertiliakapelletje vandaan en gaf ze weer een plaats in de kerk.

Deze beelden waren uit de kerk verwijderd in de tijd toen men meende dat beelden in de kerk de aandacht afleidden van het hoofdgebeuren in de kerk: de eucharistie. Het was toen precies een beeldenstorm.

Het Bertiliakapelletje verdween en de ruimte werd geïntegreerd in de sacristie die nu een beetje groter werd. Ook liet de pastoor cementen tegels leggen rond de kerk.

Onder pastoor Jozef Kessels (1973-1975) werd in 1974 het orgel helemaal herbouwd, uitgebreid en geplaatst in de kerk links vooraan door E. Verschueren van Tongeren.

Deze werken waren nodig omdat het bestaande orgel begon te verslijten. Er was ook juist de gelegenheid om zich een mooi orgel aan te schaffen dat uit Nederland kwam. Met dit orgel en wat er nog goed was aan het oude orgel werd een nieuw orgel gebouwd.
Een tweede reden voor dit werk was dat er boven op het doksaal geen plaats genoeg was voor het orgel en het zangkoor en dat het ook voor de liturgische vieringen beter was dat het zangkoor (en dus ook het orgel) in de kerk zou plaatsnemen, dichter bij het altaar en het vierend volk.

De kostprijs voor dit alles was ca 400.000 BEF. Hiervoor deed men beroep op de gemeente (150.000 BEF), de Kerkfabriek en de bevolking van Rosmeer. In een brief van de pastoor, de Kerkfabriek en het zangkoor werd aan de mensen gevraagd een ‘orgelpijp te kopen’ aan 1.000, 500 of 250 BEF. Het orgel had 1.066 pijpen. Zo hoopte men nog eens 125.000 BEF bijeen te krijgen.
Tenslotte heeft het zangkoor op verscheidene plaatsen menige optredens verzorgd o.l.v. Berto Cleuren om de kosten te helpen dragen.

Onder pastoor Loenders (1975 – 1 april 1991) werd in 1983 de trap naar de kerk en de muur rond de kerk aan de oost- en zuidkant vernieuwd.

Onder de pastoors Piet Diels en Raymond Vanlessen (01.12.1991- … ) werd de trede onder het altaar weggenomen en werd het altaar weer in het koor geplaatst.

Op aanvraag van het bisdom werd een inventaris opgemaakt van het patrimonium. Dit waardevol patrimonium werd netjes opgeknapt, geconserveerd of gerestaureerd met de steun van het Kunstpatrimonium of de Commissie van Monumenten en met de bijdrage van de Kerkfabriek en giften van de parochianen en soms ook door de onbezoldigde inzet van menige vrijwilliger.

Er werd ook gezorgd voor nieuwe en aangepaste gewaden voor de liturgische vieringen.
In 1992 werden de 360 kerkstoelen door de parochianen zelf opgeknapt en omgebouwd van knielstoelen naar ‘verhoogde’ zitstoelen.

In 1993 werden de gevels gereinigd en opgeknapt door aannemer Conings van Maasmechelen o.l.v. architect Lucien Mingels van Vlijtingen.

In 1996 werd heel de elektrische installatie vernieuwd en werd er een alarminstallatie geplaatst door firma Vangronsveld van Waltwilder.

Om de sporen van het breekwerk weg te werken werden begin 2000 koor en zijbeuken voorlopig geschilderd. In november 2000 werd door de kerkfabriek de opdracht gegeven aan de architect om te starten met het ontwerp van restauratie aan de kerk.

Deze werken omvatten: behandeling van de kerkmuren tegen (opstijgend en capillair) vocht, schilderwerken in de kerk, dakwerken (vernieuwing of herstelling), loopbruggen op de zolder, vernieuwing van het lood in de glasramen en plaatsen van voorzetglas als bescherming voor deze ramen, vervanging van de 2 grote ramen in de dwarsbeuk door glasraam van de H. Bertilia en van de H. Petrus.

Na alle administratieve wegen te hebben doorlopen, werd het dossier op 07.07.2003 goedgekeurd door minister Vangrembergen.

De werken startten op 17.11.2003.

Info: G.V.Lux, Rosmeer door de eeuwen heen, p.142-143 – A .Kerkhofs, Registrum Archivale et Memoriale Parochiae de Rosmeer, p.274 V° (van de hand van een opvolger van pastoor Kerkhofs) – Interview met pastoor Oosterbos in Genk. Zie “Ons dorp Rosmeer” jrg.2,nr. 6, p.7.

[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]