Menu Sluiten

Geestelijken

[vc_row][vc_column][vc_row_inner][vc_column_inner][vc_column_text]

  • Reynerus was notaris-priester in Maastricht.
    Uit gegevens van het parochieregister van pastoor Kerkhofs weten wij dat hij leefde ca 1349. Reynerus, priester, zoon van wijlen Heinricus van Rosmeer, was notaris-priester te Maastricht (Een van de zeldzame priesters geboortig uit Rosmeer. Misschien een heerneef van de vorige Reynerus investitus). Hij was ook meester van de kapelaans van de O.-L.-Vrouwkerk.
    Met Reynerus investitus is bedoeld de pastoor van Rosmeer, Renerus de Aquis of Renier van Aken (1277-1291). De notaris was belast met het notuleren van de kapittelvergaderingen en ander secretariaatswerk.

 

  • Joannes Marcily was 49 jaar pastoor in Riemst.
    (Ook Marsily of Marsili) Hij is geboren in Rosmeer ca 1580 (in 1666 was hij volgens het parochieregister van Riemst 84 jaar en volgens het parochieregister van Herderen 86 jaar). Priester gewijd in Luik in 1606. In 1607 was hij pastoor in Lauw en van 1613 tot 1662 in Riemst. In 1662 ging hij op rust en celebreerde nog 4 jaar op zon- en feestdagen voor de inwoners van Herderen in de kapel aldaar. Hij was een goede man, zelfs te goed. Zo was hij nogal nalatig om zijn rechten te handhaven en trad niet krachtdadig genoeg op tegen de ingewortelde gewoonten van zijn parochianen. Voor de rest was hij ijverig en stipt. De eerste 15 jaar van zijn pastoorsschap te Riemst voelde hij zich aangetrokken tot het franciscaanse kloosterleven en gedroeg zich bijna altijd alsof het zijn laatste jaar was in die parochie.
    Hij stierf vreedzaam op 3 mei 1666 (feest van de Kruisvinding) om 8.00 uur ’s morgens (in Riemst volgens G.V. Lux).

 

  • Joannes (Johannes) Leesen was priester van de orde van de Celestijnen.
    Geboren te Rosmeer op 5 april 1632.
    Hij was de zoon van Joannes Leesen en Maria Joesten. Was priester van de orde der Celestijnen. Volgens pastoor Arnold Kerkhofs (o.c. p. 154V°) lag de grafsteen van zijn ouders hier op het kerkhof. Op deze grafsteen stond geschreven: ‘Hier light begraven Joannes Leesen sterf den 6 Martii 1654 ende Maria Joest sijne huysvrouwe sterf den 28 April 1658. Me posuit Joês Leesen Pater Coelitorum Leodiensium’.

 

  • Joannes Raets heeft vooral in Nederlands Limburg gewerkt.
    Hij is geboren in Rosmeer op 28 juli 1643. Hij was de zoon van Dionysius Raets en Maria Nulens. Aanvankelijk was hij pastoor in Atroi (Attenrode?) bij Tienen en werd vanaf 24 januari 1648 pastoor in Heer (Nederlands Limburg). Hij bleef er zijn functie uitoefenen tot vóór 9 juli 1700. Nadien werd hij pastoor van Oud-Valkenburg, waar hij op 21 mei 1717 overleed.

    De Familie Raets was een Kerkverbonden familie. Jacobus Bonaventura, geestelijke nr.4, bracht ons reeds in contact met de familie Raets, want hij was de vormpeter van Jan Raets, die als pastoor in Oud-Valkenburg overleed en waarschijnlijk de neef van Bonaventura was.
    Deze Jan Raets vinden wij ook terug in het doopboek van pastoor Adriaan de la Brassinne van Rosmeer: ‘A° 1686, 5 aprilis, baptizatus (gedoopt) est Dionysius, filius (zoon) Waltheri Raets et Adrianae Jacquet conjugum (echtgenoten). Susceptores (peter en meter) fuerunt R.D. (E.H.) Joês (Joannes) Raets, pastor in Hees’. De plaats waar hij pastoor was is hier verkeerd geschreven. Het moet Heer zijn bij Oud-Valkenburg.

    Van deze Joannes hebben wij een kopie van een stukje van zijn parochieregister (zie foto) waarin wij duidelijk zijn naam, het jaartal 1703, Oud-Valkenburg onder Valkenburg en het bisdom Roermond kunnen lezen (in het Latijn natuurlijk).

    Handschrift Joan

    Hij was de peter van Dionysius Raets, waarschijnlijk het jongere broertje (en vroegtijdig overleden) van Dionysius Raets (zie verder nr.7).
    Deze Walther was waarschijnlijk de koster van pastoor Adriaan de la Brassinne, want over hem staat in het overlijdensregister: ‘A° 1726 6 aprilis die suae nativitatis obiit (overleed) Waltherus Raets noster matricularius (koster) et sepultus (begraven) est 8.
    Zo komen wij bij de 2 broers priester: Francisus en Dionysius Raets.

l.
  • Franciscus Raets was 59 jaar toen hij priester werd.
    Hij werd geboren te Rosmeer op 23 maart 1668 als zoon van Waltherus Raets en Adriana Jacquet. Slechts in 1727 werd hij priester gewijd (het jaar dat zijn broeder Dionysius stierf: zie nr.7). Op 21 mei 1752 nam hij het peterschap waar bij een doopsel van Anne-Marie Cielen, dochtertje van Walthère en Isabella Stevens. Vanaf 1735 stond hij, als plaatsvervanger (substitutus), pastoor Michaël de la Brassinne bij in de Sint-Pietersparochie te Rosmeer. Hij is begraven in hetzelfde graf als zijn broer Dionysius in de Sint-Maartenkapel van de O.-L.-Vrouwkerk te Maastricht. Hij was, net als zijn broer, kanunnik van Sint-Anna in die O.-L.-Vrouwkerk.

 

  • Dionysius Raets overleed op 32-jarige leeftijd.
    Hij zag het levenslicht op 5 maart 1695 en was de broer van Franciscus Raets (zie nr.6). Hij overleed als kanunnik van O.-L.-Vrouw van Maastricht op 20 maart 1727. Pastoor Kerkhofs schrijft (in het Latijn) : 1727 die 20 Martii circa 7m h vespertinam obiit Dionysius Raets Mosae Trajecti canonicus Stae Annae in ecclesia divae Virginis et in capella Sti Martini in eadem ecclesia sepultus est (Op 20 maart 1727 rond 7 uur ’s avonds overleed Dionysius Raets te Maastricht, kanunnik van Sint-Anna in de kerk van O.-L.-Vrouw. Hij werd begraven in de kapel van Sint Maarten in dezelfde kerk).
    En de pastoor voegde er aan toe: ‘Nog een ander priester uit Rosmeer geboortig’.

 

  • Jan Franssen was cellebroeder te Maastricht.
    Jan was de zoon van Leonard Franssen en Margriet Hermans. Dit zijn alle gegevens die wij van hem konden vinden in het boek van meester Lux.
  • Johannes Franssen trad binnen bij de Alexianen in Maastricht.
    Johannes werd geboren te Rosmeer op 16 september 1721. Hij was de zoon van Frans Franssen en Elisabeth Vrancken. In 1748 trad hij als novice in het klooster van de Alexianen te Maastricht.

 

  • Gijsbert Meers was Minderbroeder te Sint-Truiden.
    Hij werd in 1752 geboren te Rosmeer als zoon van Christiaan en Helena Nolmans. Tijdens de Franse Revolutie verliet hij het klooster te Sint-Truiden en aanvaardde een staatsambt. Hij stierf te Rosmeer op 1 september 1824.
    In het parochiaal geboorteregister vinden wij dat Gysbertus, zoon van Christiaan Meers en Helena Nolmans, geboren werd 19 maart 1752. In het overlijdensregister van 1 september 1824 wordt er echter gesproken over een Gysbertus Meijers frater minorita Trudonopoli aetatis 72 circiter annorum. Hier krijgen wij Meijers als een andere schrijfwijze voor Meers.

 

  • Renerus Dionysius Theunissen trad binnen bij de Antonieten te Maastricht.
    Als reguliere kanunnik van de orde der Antonieten te Maastricht (het Sint-Antonius Godshuis) was hij pastoor van de kerk van Meeuwen van 1755 tot 1785. Hij had in zijn familie vele goederen. Tot zijn zielenlafenis werd in de kerk van Rosmeer een jaargetijde gesticht, dat jaarlijks op 2 januari moest gezongen worden. Hiervoor werden de inkomsten betaald van 8 roeden land op de Spouwerweg. Op 28 september 1783 trad hij als peter op bij het doopsel van het dochtertje van Mathijs Jeurissen en Helena Theunissen.

 

  • Willem Willems was cellebroeder te Maastricht.
    Ca. 1756 trad hij als cellebroeder in het klooster van de Alexianen in Maastricht. Hij was een neef van Franciscus Raets (zie nr. 6).

 

  • Marcel Cielen werd geboren in Rosmeer op 8 oktober 1755 als oudste uit een gezin van 8 kinderen (2 meisjes en 6 jongens). Zijn ouders waren Walter Cielen en Isabella Stevens.Marcel koos voor het franciscaans ideaal en trok naar het klooster van Erkelenz (Duitsland), een 50-tal km van hier, waar hij op 16 oktober 1779 zijn plechtige gelofte aflegde. Hij werd priester gewijd te Roermond op 20 mei 1780.

    Daarna studeerde hij filosofie en kerkgeschiedenis. Dit laatste vak doceerde hij te Maastricht tot 1796.

    In dat jaar werd, ten gevolge van de Franse Revolutie, het klooster gesloten en werden de geestelijken op straat gezet met een pensioen van 15.000 F dat zij mochten aanwenden om domeinen terug te kopen, die door de Fransen afgenomen waren (gestolen goed).

    De meeste priesters weigerden dit pensioen. Maar pater Cielen had een andere kijk op deze zaken. Hij aanvaardde dit geld om verder te kunnen werken voor hen die het katholieke geloof trouw bleven. Hij verzamelde nog de pensioenen van andere geestelijken en kocht hiermee het domein van Bokrijk, dat eerder in bezit geweest was van de abdij van Herkenrode.

    Hij kocht dit wel niet persoonlijk maar langs de heer Jean Jacques Leyer uit Maastricht, die het in zijn naam kocht op 22 april 1797 voor ca. 52.000 pond.

    Maar op 6 november 1798 verkocht Marcel Cielen het met winst voor 70.000 pond. Dit geld kon hij goed gebruiken voor zijn verder werk. Hij trok naar Leeuwarden in de provincie Friesland en werd er pastoor van de Sint-Antoniusparochie in de Bonte-Papenstraat.

    In dit protestants midden was de sfeer antikatholiek. De katholieken beleefden er hun godsdienst in het geheim en vierden hun liturgie in schuilkerken. Pastoor Cielen bouwde zo een schuilkerkje. De ingang van zijn kerk was immers een huis, zodat niets een kerk deed vermoeden achter deze gevel.

    Ca. 1800 werd de houding van de overheid en van de grote protestantse groepen soepeler en kon pater Cielen openlijker werken voor zijn gelovigen en vooral voor de armen. Hij was immers een echte volgeling van Sint Franciscus en trok zich het lot van de minstbedeelden aan. Dat maakte hem zeer geliefd ook bij de protestanten. Hij kreeg zelfs in Leeuwarden een huis ten geschenke (zie foto boven van zijn mooi gerestaureerd woonhuis) en bouwde er een kerk (kennelijk werd zijn schuilkerk vervangen door een echt kerkgebouw).

    Hij overleed te Leeuwarden op 26 juli 1820 en werd daar met heel veel eerbetoon begraven.

.
  • Wilhelmus Willems was de laatste beneficiant van het O.-L.-Vrouwaltaar van Rosmeer
    Hij werd geboren in Rosmeer op 21 mei 1772. Zijn welgestelde ouders waren Hubertus Willems, municipale agent, en Gertrudis Leclerc.

    Wilhelmus ontving de tonsuur (kruinschering) in het seminarie te Luik op 1 juni 1787. Hierdoor behoorde hij tot de geestelijke stand en kon hij beneficiant worden van het Onze-Lieve-Vrouwaltaar in Rosmeer. Dit werd hij ook vóór het overlijden van zijn voorganger Aegidius Plateus op 14 oktober 1798.

    De Fransen doorkruisten op een zeer onaangename manier zijn plannen om priester te worden, want ten gevolge van de Franse Revolutie werd het seminarie in Luik gesloten. Wilhelmus moest noodgedwongen naar huis en leefde als seminarist ondergedoken samen met zijn pastoor Antonius Reijners in een verborgen gebedsruimte van zijn ouderlijke woning (familie Willems in de Diepestraat – Schijvenstraat).

    In een brief (in het Latijn) uit 1800 van pastoor Reijners, gericht aan de bisschop van Luik die in Keulen verbleef, vraagt de pastoor aan de bisschop de kleine wijdingen en het subdiaconaat toe te dienen aan zijn seminarist.

    Deze wordt inderdaad op 7 juni 1800 subdiaken gewijd.

    Intussen zette hij zich in het geheim in voor de opvoeding en het godsdienstonderricht van de jeugd van Rosmeer en met succes.

    Wanneer hij priester gewijd werd, weten wij niet, maar het moet alleszins vóór of in 1802 gebeurd zijn, want van 1802 tot 1814 was hij rector in Hees.

    Van 1 oktober 1814 tot aan zijn dood, op 4 oktober 1829, was hij bedienaar van de kerk van de H.H. Petrus en Paulus te Wilre en Montenaken (Vroenhoven), zo vernemen wij uit de overlijdensakte van de gemeente Vroenhoven:

    Op heden den vierden october des jaars achttien honderd negen en twintig, ten twee ure na middag, zijn voor ons Burgemeester Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Vroenhoven, Distrikt Maastricht, Provincie Limburg, verschenen De heer Pieter Vranken te Wilre gemeente Vroenhoven woonachtig, Roomsch Priester van beroep, oud drie en twintig jaren, die gezegd heeft den overledenen Pastor te zien sterven, en Walter Nicolaes te Wilre in den Vroenhoven woonachtig, koster der kerk Wilre en Montenaken van beroep, oud zes en dertig jaren, die gezegd heeft den overledenen Pastor te zien sterven, dewelke ons verklaard hebben, dat op heden ten zes ure ’s ochtends overleden is in het Pastoraal huis van Wilre De heer Willem Willems Desservitor der Kerk Wilre en Montenaken, oud zes en vijftig jaren, geboren te Rosmeer den 21 mei 1772, woonachtig te Wilre in den Vroenhoven Distrikts Maastrichts, zoon van Hubert Willems en van Gertrudis Leclerc, beide overleden.
    Na gedane voorlezing aan de deklaranten hebben deze met ons deze akte van overlijden getekend.
    De Burgemeester voornoemd (handtekening onleesbaar).

     

  • Waltherus Cielen was bouwpastoor in Grote-Spouwen.
    Hij werd geboren te Rosmeer op 25 april 1795 als zoon van Godfried Cielen en Elisabeth Poosen. E.P. Marcel Cielen was zijn heeroom.

    Waar en hoelang Waltherus Cielen gestudeerd heeft, weten wij niet.

    Van 1826 tot 1834 was hij kapelaan te Horst in Nederlands Limburg en van 1834 tot 1837 kapelaan te Genk. In 1837 werd hij pastoor te Grote-Spouwen.

    Toen bisschop van Bommel in 1838 in Grote-Spouwen het vormsel kwam toedienen, vond hij dat de kerk daar ‘een stal van Betlehem’ was. Zo was zij vervallen. Pastoor Cielen zette zich aan het werk om de kerk te verbouwen en te vergroten.

    Dit werk kwam in 1841 klaar. Fier als hij was op zijn werk liet hij onder het gewelf boven het hoofdaltaar goed zichtbaar met grote rode en zwarte letters volgende tekst (chronogram met het jaartal 1841) aanbrengen:

    Dilapsa, cura veri pastoris Cielen habitorumque pagi exurgo.

    In vertaling betekent deze tekst:
    Vervallen herrijs ik door de zorg van de ware herder Cielen en de bewoners van het dorp.

    De gemeentebestuurders van Grote-Spouwen konden er niet mee lachen en waren niet gelukkig dat hun naam niet in dit opschrift stond. Zij verzochten de pastoor dit te veranderen.

    Maar, net als Pilatus, antwoordde de pastoor: Quod scripsi, scripsi (Wat ik geschreven heb, blijft geschreven) en hij voegde er nog spottend aan toe: “en de katten zullen het daar niet uitkrabben”.

    Dit opschrift bleef daar staan tot aan de laatste verbouwing van 1927.

    Pastoor Cielen stierf in Grote-Spouwen op 26 maart 1877.

    Er is van hem geen grafsteen bewaard op het kerkhof.
  • Jan Van Cosen was kluizenaar in Oetsloven.
    In het mooie boekje ‘Kluizen en kluizenaars in Limburg’ van de hand van Rombout Nijssen, archivaris van het Rijksarchief in Hasselt, komt op p.37 de naam Johannes Van Cosen voor als kluizenaar in Oetsloven (Berlingen). Hij stierf daar op 20 januari 1849.

    Er worden mooie verhalen verteld over zijn jeugd, maar met zekerheid weten wij slechts dat hij op 4 juni 1826 in Mechelen priester gewijd werd.De kluis is ondertussen afgebroken en vervangen door een sacristie bij de mooie kapel uit de 17de eeuw. Het loont echt de moeite deze te bezoeken. Daar leefde de kluizenaar Jan Van Cosen, geboren in Rosmeer.

    Zijn geboortedatum is moeilijk te bepalen, omwille van de summiere gegevens die wij vinden in het oude doopregister van de hand van pastoor Notté.

    Wij vinden 2 verschillende personen die zo heetten (let niet op de verschillende schrijfwijzen voor de naam) en waarschijnlijk onze kluizenaar kunnen zijn: ‘1786 ap. 25 Joês Joîs Vancoosen Cath. Heynen’ en ‘1776 9 mart. Joês Henrici Vancoosen Mariae Agnetis Thoma’.

    Jan zou dus de zoon kunnen zijn van Jan Vancoosen en Catharina Heynen en geboren zijn op 25.04.1786 en zou dan 62 jaar geworden zijn ofwel de zoon van Hendrik Vancoosen en Maria Agnes Thoma en geboren op 09.03.1776 en zou dan 72 jaar geworden zijn. Maar volgens een stokregister van de Kerkfabriek was Jan Van Cosen, eremijt, de zoon van Jan Van Cosen en zijne huisvrouw.

    Onze kluizenaar is dus geboren in Rosmeer op 25.04.1786. In het parochieregister van pastoor Arnold Kerkhofs duikt zijn naam tweemaal op: op p. 111 (36): Jan van Coosen, eremijt te Otsloven (Loon) heeft gelaten bij testament van 1846 25l 00c roggerent op 14a 15c in het Weyerken Rt 1. Pieter Franssen 2. Leonard Willems 3. den testateur Jan van Cosen (3½ roeden l).

    En verder op p. 178V°: 1849 stierf Jan van Cosen uit Rosmeer bij de kapel te Berlingen (Oetsloven) die hier 2 zingende missen sticht. Er was inderdaad een stichting voor hem op 14 januari 1846 (nu na de reducties opgenomen in één stichting voor overledenen in januari).

    Kluizenaars waren per definitie geen arme mensen. Jan had immers bezittingen in Rosmeer.

    Het hoger vermelde boek over kluizen en kluizenaars op p.7 zegt ons het volgende over de kluizenaars: ‘Volgens het woordenboek van Van Dale is een kluizenaar een man die in een kluis woont en die uit godsvrucht zich daarin van de wereld heeft afgezonderd.

    De geschiedenis van de Limburgse kluizenaars leert ons dat deze bepaling niet volledig is. Er bestonden immers, zoals in Achel, ook gemeenschappen van kluizenaars. Zij onderscheidden zich van de kloosterlingen doordat ze niet één van de erkende kloosterregels volgden. Ook is de afzondering van de wereld een relatief begrip. Menig kluizenaar deed zich opmerken door zijn sociaal engagement’.

  • Zuster Marie-Julia Achten was een dochter van Wijntje.
    Maria Anna (Mieke) Achten werd geboren in Rosmeer op 2 mei 1866.

    Zij was het vierde kind uit het gezin van Wijnandus Achten (in Rosmeer beter gekend als ‘Wijntje’) en Gertudis Gielen, beiden afkomstig uit Kleine-Spouwen.

    Na hun huwelijk zijn ze in Rosmeer komen wonen, in de toenmalige Hoogstraat, nu Groenstraat nummer 8.

    Uit dit huwelijk zijn 10 kinderen geboren, van wie er 7 jong gestorven zijn.

    Na de dood van zijn eerste vrouw, Gertrudis, huwde Wijntje met Agatha (Ègsje) Stevens, die hem een tweeling schonk, maar, die helaas geen 2 maanden oud werd.

    Mieke treedt op 31 oktober 1896 binnen in het klooster van de zusters Augustinessen in l’Hôpital des Anglais (volgens pastoor Arnold Kerkhofs in Bavière) in Luik.

    Zij neemt de kloosternaam Marie-Julia aan en werkt daar als verpleegster.

    Op 27 april 1904 deed zij haar eeuwige geloften en vierde op 31 oktober 1946 haar gouden kloosterjubileum (zie foto).

    Zij stierf op 12 november 1952 in l’ Hôpital des Anglais (volgens pastoor Arnold Kerkhofs in Bavière) in Luik en werd begraven op het kerkhof in Bressoux in het graf van de zustergemeenschap.

     

  • Franciscus Franssen werd lekenbroeder in Averbode.
    Franciscus Franssen (roepnaam ‘Cis’) werd geboren in Rosmeer op 20 november 1879. Zo staat het genoteerd in het doopregister van pastoor Pauly en zo staat het ook in de bevolkingsregisters van Kleine-Spouwen. En toch vinden wij op het gedachtenisprentje van zijn overlijden 22 november 1879 als geboortedatum.De naam ‘Franssen’ wordt ook ‘Fransen’ geschreven voor dezelfde persoon. Vroeger lette men daar niet zo nauw op. Cis was de wettige zoon van Franciscus Franssen en Margaretha Claesen, gehuwd in Waltwilder. De jonge Franciscus huwde op 4 april 1902 in Kleine-Spouwen met Maria Anna van Hees, dochter van Winand van Hees en Joanna Plessers.Maria Anna overleed op 3 juli 1902 (amper 3 maanden na haar huwelijk). Een paar jaar later besluit weduwnaar Franciscus Franssen kloosterling te worden en treedt op 2 maart 1904 binnen in de abdij van Averbode. Daar ontvangt hij op 8 mei 1904 het kloosterhabijt en wordt lekenbroeder met als kloosternaam Aldericus.

    De broeders droegen toen, tot aan het 2de Vaticaans Concilie, een grijs habijt.

    Hij was nog novice, toen hij naar de missies vertrok. Daar kwam hij op 19 september 1904 aan in het seminarie van Pirapora (Brazilië).

    Dit seminarie was eerst een apostolische school voor middelbaar onderwijs van de abdij van Averbode, gesticht in 1897, maar werd in 1905 omgevormd tot diocesaan kleinseminarie. Broeder Aldericus werkte er in de bakkerij, de schoenmakerij en naderhand op de boerderij en de beplantingen.

    Daar legde hij ook zijn kloostergeloften af op 11 juli 1905. Hij was een man van diep geloof en toewijding zonder grenzen.

    Hij stierf in Pirapora op 11 mei 1937 (in de ouderdom van 57 jaar) en werd daar ook begraven.

     

  • Zuster Maria-Juliana Stevens was Claris te Antwerpen.
    Maria Anna Stevens werd geboren in Rosmeer op 20 februari 1881.

    Zij was de enige dochter van Gerardus Stevens (zoon van oud-burgemeester Renier Stevens) en Joanna Kellens.

    In Rosmeer was zij ijveraarster van het werk van het Priesterschap ter ere van Sint Jozef.

    Op aanraden van pater Valentinus Paquay, het heilig paterke van Hasselt, haar begeleider, trad zij op 21 november 1901 binnen in het klooster van de zusters Clarissen-Coletienen in de Lamorinièrestraat 260 te Antwerpen en kreeg als kloosternaam: zuster Maria-Juliana van het Heilig Sacrament.

    Daar werd zij geprofest op 26 januari 1903.

    Op 25 juli 1951 vierde zij haar gouden kloosterjubileum.

    Op 6 maart 1952 legde zij pas haar plechtige professie af, omdat dit toen weer toegelaten was.

    Zij overleed in het klooster in Antwerpen op 16 november 1955 en werd in Mortsel (Oude-God) begraven.

    Op 1 juli 1972 werd het klooster in Antwerpen opgeheven en verhuisden de zusters naar Stabroek. Daar kunnen wij nog informatie vinden over onze zuster.

  • E.H. Jan Jorissen was de zoon van onderwijzer Koenraad in Rosmeer.
    Joannes (Jan) Jorissen werd geboren te Vroenhoven op 6 oktober 1883. Hij bracht echter zijn jeugdjaren door in Rosmeer waar zijn vader onderwijzer was.

    Hij was de zoon van Koenraad Jorissen en Maria Anna Neven.
    Op 24 december 1904 werd hij te Luik subdiaken gewijd. Op 1 januari 1905 mocht hij in Rosmeer in een plechtige hoogmis met 3 heren als subdiaken fungeren. Zijn diakenwijding ontving hij te Luik op 23 december 1905. Enkele dagen later, op 31 december, was er in Rosmeer weer een plechtige hoogmis met 3 heren. Hierin mocht Jan als diaken meevieren. Nog vóór zijn priesterwijding – als diaken dus – werd hij in oktober 1905 leraar aan het Onze Lieve.- Vrouw-college te Tongeren.

    Hij werd priester gewijd te Luik op paasmaandag 16 april 1906.

    Diezelfde dag nog werd hij ’s avonds plechtig afgehaald in een koets aan het station te Eigenbilzen onder begeleiding van de ruiters van Rosmeer.

    Het dorp was voor die gelegenheid heel feestelijk versierd. Het was ook al zo lang geleden dat er hier nog een eremis geweest was. Jan werd plechtig onthaald aan de grens van de parochie met het opschrift (chronogram):

    ‘Wees WeLkoM ! heIL Den nIeUWen prIester! heIL U ChrIstUs VoLgeLIng!’

    Op dinsdag na Pasen, 17 juli 1906, werd Jan in stoet naar de kerk gebracht voor de plechtige eremis die anderhalf uur duurde. Pastoor Arnold Kerkhofs hield het gelegenheidssermoen. Met een Te Deum en de plechtige zegen werd deze kerkelijke viering afgesloten.

    Daarna ging men in stoet naar de pastorie voor het plechtig feestmaal. De fanfare van Heukelom zorgde voor de nodige feestklanken en de ‘kanonnen’ lieten door hun gebulder tot in de verre omgeving horen, dat er in Rosmeer weer een neomist (pasgewijde priester) gevierd werd.

    Een mooi chronogram (in het Latijn) in de opgesmukte feestzaal drukte het diepe verlangen van de parochie uit: ‘UtInaM eX haC paroChIa DeUs hUJUs JoannIs seqUentes eXCItet!’ (Moge God uit deze parochie volgelingen van deze Jan roepen!).

    Pastoor A. Kerkhofs noemde dit ‘een veel betekenend chronicum’, maar als men met dit chronogram het jaar 1906 wil vormen, dan moet er toch nog wat bijkomen. Wellicht is er een woord vergeten. O.- L.-Heer zal daar wel niet over gestruikeld zijn, om deze wens te verhoren!

    Achteraf, als pastoor Arnold Kerkhofs op reis was, verving Jan hem in de parochie, waar hij ook zijn neefjes en nichtjes gedoopt heeft en peter was van zijn neef Johan op 7 juni 1926.

    Gedurende 25 jaar was hij leraar in Tongeren en van 1930 tot 1935 pastoor in Wouteringen (Otrange).Van 1935 tot 1954 was hij pastoor in Heukelom. Vanaf april 1954 werd hij rustend pastoor in Tongeren, waar hij op 28 september van dat jaar overleed.

    Na de rouwdienst in de O.- L.-Vrouw-Basiliek werd hij in intieme familiekring (zoals hij het zelf gevraagd had) op het oude kerkhof van Tongeren begraven.

  • Libert Paquay was een verre bloedverwant van pater Valentinus.
    Libert Paquay werd geboren in Rosmeer op 20 januari 1901.

    Zijn vader, Jean Paquay, werd geboren in Alt-Hoeselt op 16 september 1856. Zijn moeder, Maria Vanherf, werd geboren in Glons op 11 januari 1865. Op 5 maart 1886 huwden zij in Rosmeer. Jean moest toen wel in Rosmeer wonen, want pastoor Pauly noteerde in zijn huwelijksregister: ‘Joannes Paquaÿ parochianus in Rosmeer et Maria Vanherf parochiana in Glons’.

    Uit dit huwelijk werden 7 kinderen geboren, van wie Libert Herman Gerard de 6dein de reeks was.

    Op 12 september 1921 trad hij binnen bij de Minderbroeders te Tielt en kreeg als kloosternaam Valentius. Hij vond zich de naam ‘Valentinus’ niet waardig, de naam van zijn zalige verre verwant, Valentinus Paquay, het heilig paterke. Lodewijk Paquay, de grootvader van Libert (pater Valentius) was een neef van Jean-Louis Paquay, pater Valentinus, het zalig heilig paterke.

    Pater Valentius legde in 1926 te Turnhout zijn plechtige geloften af en werd op 19 augustus 1928 te Sint-Truiden priester gewijd. Op 27 augustus 1928 droeg hij zijn eremis op in Rosmeer, de 1ste van de 7 eremissen in de ambtsperiode van pastoor Husson.

    Pater Valens, zoals zijn collega’s hem noemden, begon zijn loopbaan als leraar (o.a. Latijn en Frans) aan het Serafijns college te Lokeren (1929-1934). Van 1934 tot 1937 was hij kapelaan te Winterslag. Daarna verbleef hij nog te Rekem (1937-1939) en als gardiaan te Leuven (1939-1947), te Mechelen (1947-1953) en te Antwerpen (1953-1956) en tenslotte als vicaris te Tongeren (1958-1965).

    Vanaf 1965 is hij weer in Sint-Truiden, waar hij haast 20 jaar de ‘grote’ biechtvader en toevlucht was voor mensen in zielennood. Hij heeft dit apostolaat van de biechtstoel als zijn speciale roeping gezien naar het voorbeeld van zijn eerbiedwaardige medebroeder pater Valentinus, het heilig paterke.

    De laatste jaren van zijn leven strompelde hij met een stok, vanwege zijn pijnlijke knieën, van zijn kamer in het klooster naar de biechtstoel in de kerk. En toen dat ook niet meer ging, ontving hij zijn biechtelingen op zijn kamer. Geen wonder dat de eenvoudige mensen hem pater Valentinus noemden. Het was ook maar één letter verschil met Valentius.

    Pater Valentius Paquay stierf in de kliniek te Sint-Truiden op 7 december 1984. Het was alsof hij een voorgevoel had van zijn dood, want aan de zuster-verpleegster, die de avond vóór zijn dood nog wat bij hem kwam bidden, vertelde hij, dat hij nu gauw naar de hemel zou gaan. Nog diezelfde avond is hij overleden.

  • Louis Janssen en Ida Koningsstamouders van 9 geestelijken.

    Louis en Ida huwden in Rosmeer op 16 oktober 1886 en hadden 10 kinderen.

    Uit het huwelijk van Louis Janssen (hoefsmid, landbouwer, gemeente-en kerkontvanger) met Ida Konings zijn 9 geestelijken gesproten.

    • Jan, de oudste, huwde met Elisabeth Jeurissen. Hun zoon Louis, werd minderbroeder met de kloosternaam Delfien en was missionaris in Chili.
    • Maria-Ida.
    • Louis huwde met Maria Hendricks. Hun dochter Idalie werd Claris en is nu in het klooster in Genk met
      de kloosternaam Maria-Clara.
    • Maria-Elisabeth
    • Anna huwde met Leonard Meyers. Zij hadden 8 kinderen van wie er 6 geestelijken werden:
      » Jozef (pater Servatius ofm): missionaris in Chili.
      » Leo (pater Nicolaas ofm): missionaris in Congo.
      » Louis (pater Justien ofm): missionaris in Congo.
      » Gertrude of Truda (zuster Marie-Yolande van de Kindheid Jesu): onderwijs in de Normaalschool te.Hasselt.
      » Idalie (zuster Francise, Kleine zuster van Sint Jozef): kleuteronderwijs in de Maasstreek.
      » Theresia of Trees (zuster Christilla van de Kindsheid Jesu): missiezuster in Congo.
    • Pieter-Jan: jong overleden
    • Maria-Catharina: jong overleden
    • Jozef: jong overleden
    • Maria
    • Pieter-Josephus (pater Landewald ofm): middelbaar onderwijs in Lokeren en Heusden .

    Tot onze grote vreugde is er nog een telg uit het geslacht Janssen op Gods roeping is ingegaan:
    Ludo Hermans, de zoon van Pierre Hermans en Trees Janssen. Trees is een dochter van Louis Janssen en Maria Hendricks.

    Deze mensen waren niet de enigen die de stem van hun roeping volgden, zoals blijkt uit de lange rij van geestelijken uit onze parochie. Maar zij hebben allen dit gemeen: zij zijn familie van elkaar langs de familie Janssen.

  • Pater Landewald Janssen was een man van de natuur.

    Pieter Josephus Janssen werd geboren te Rosmeer op 4 maart 1902. Hij was de jongste van de 10 kinderen van Louis Janssen en Ida Konings.

    Hij studeerde aan het O.-L.- Vrouwcollege te Tongeren (1915-1917) en daarna van 1917 tot 1920 aan de Normaalschool in Sint-Truiden. Toen deze overgebracht werd naar Maasmechelen, voltooide hij daar zijn studies en behaalde het diploma van onderwijzer en later ook van bibliothecaris.

    Van 1921 tot 1923 was hij onderwijzer en bibliothecaris in Grote-Spouwen. Daar stond hij voor een klas van een 50-tal jongens verdeeld over 7 leerjaren. Hij moest er zowel les geven als bewaking doen. In die jaren had hij ook korte tijd kennis met een meisje. Na zijn intrede in het klooster is ook zij kloosterling geworden en wel bij de zusters van liefde in Sint-Truiden.

    Het verhaal van zijn roeping vertelt hij zelf: “Ik was de kruisweg aan het bidden in de dorpskerk te Rosmeer. Bij de laatste statie stond het mij klaar voor de geest: Ik word bruine pater”. Het boek ‘De H. Franciscus van Assisi’ van de Deense bekeerling Jörgensen had een beslissende invloed op de stap die hij wilde zetten.

    Als voorbereiding volgde hij lessen Latijn bij pastoor Arnold Kerkhofs en zette na diens dood deze lessen verder bij een leraar-minderbroeder in Rekem.

    In 1925 trad hij in het klooster te Tielt, vervolledigde zijn opleiding in Rekem, Turnhout en Sint-Truiden, waar hij priester gewijd werd op 15 augustus 1931.

    Op 31 augustus van dat jaar droeg hij zijn eremis op in Rosmeer, de 2de onder pastoor Husson.

    Pater Landewald werd in 1932 leraar Nederlands, Frans en tekenen in het Sint-Antoniuscollege te Lokeren en van 1940 tot 1969 was hij leraar in Heusden. Ondertussen werkte hij aan een uitgave van een cursus Frans (waarin hij zich bekwaamd had). Zijn boeken ‘Je parle français’ zijn bekend geworden in de onderwijswereld. In zijn lessen wist hij zijn leerlingen ook warm te maken voor de schoonheid van de natuur. Hij deed waarnemingen, gaf rondleidingen, publiceerde veel artikels over de natuur in tijdschriften en zette zich in voor de bescherming van waardevolle gebieden.

    In 1980 kreeg hij de ‘Wendelin-prijs’ voor wetenschappen op grond van zijn gepubliceerde bijdragen. Ook werd een nieuw ontdekte paddestoel naar hem genoemd.Pater Landewald was vanaf zijn jeugd Vlaams gezind en stak dit niet onder stoelen of banken.

    Hij was een dichter die met zijn eigen stijl in een verstaanbare taal voor de gewone man zijn boodschap kon overbrengen. Hij dichtte vooral over de natuur, Gods mooie schepping. Zo was hij echt een ‘zoon’ van Sint Franciscus. Hij stierf op 11 mei 1998, op 96-jarige leeftijd, in het Sint-Franciscusziekenhuis in Heusden en werd daar op 16 mei begraven.

     

  • Zuster Philippine Crijns (Joanna Crijns). Joanna Josephina Crijns (Krijns) werd geboren in Rosmeer op 22 maart 1907.

    Zij is de dochter van Leonard Crijns en Agnes Jeurissen. Het gezin telt 9 meisjes in leven (2 zijn vroeg gestorven). Joanna is de 8ste in de rij van 9.

    Het ouderlijk huis stond in de Korenstraat (nu Rosmeerstraat 9), maar werd in 1953 afgebroken.

    Joanna (Jeanne) trad in binnen in het klooster van de zusters van Carolus Borromeüs in Landenne en legde haar kloostergeloften af in de Valdor, rue Basse-Wez 145 in Luik.

    Zij kreeg als kloosternaam Philippine.

    In Valdor werd zij overste van de zusters.

    Daar heeft zij ook haar gouden kloosterjubileum gevierd in 1979.

    Zij is overleden in het klooster van Valdor in op 6 mei 1989 en werd begraven in Robermont.

 

 

 

Pater Bertilius Stevens ofm (Nicolas Christiaan Stevens).
Nicolas Stevens werd geboren te Rosmeer op 23 oktober 1907 uit een gezin van 13 kinderen. Hij was de zoon van Gerard Paulus Stevens (landbouwer-burgemeester) en Maria Castro (Acastro). Op 19 september 1926 trad hij binnen in het klooster van de Minderbroeders te Tielt en kreeg als kloosternaam Bertilius (een verwijzing naar de toen wijdverspreide bedevaart t.e.v. de H. Bertilia in Rosmeer). Zijn confraters noemden hem ‘Bertiel’. Op 30 september 1930 deed hij zijn plechtige professie in Sint-Truiden en werd daar priester gewijd op 20 augustus 1933. Enkele dagen later, op 28 augustus, droeg hij zijn eremis op in Rosmeer. Het was de 3de eremis onder pastoor Husson.

Aan de universiteit in Leuven haalde hij de graad van licentie in de geschiedenis en schreef het boek ‘De Geschiedenis van de Middeleeuwse beschaving’.

Van 1935 tot 1956 was hij leraar geschiedenis en Engels in het college van de Minderbroeders in Heusden. Na een zware hersenvliesontsteking moest hij zijn taak als leraar opgeven en werd kapelaan van 1956 tot 1965 in de Sint-Valentinusparochie in Heusden Berkenbos. Daar was hij een stuwende kracht achter vele sociale verenigingen en medestichter van het jeugdkoor ‘De Zingende Hartjes’. Samen met de ACW-ers bouwde hij in 1959 het parochiehuis: ‘Ons Huis’.

De mensen kenden hem als de fietsende Franciscaan met een wat bleke gelaatskleur, spierwitte en voor een pater verrassend lange haren, een gezicht dat goedheid uitstraalde en een onafscheidelijke bruine pij, die deed denken aan de tijd toen de paters nog ‘echte’ paters waren. Hij heeft trouwens gedurende heel zijn kloosterleven die bruine pij gedragen.

Iedere dag maakte hij per fiets zijn ronde en bezocht zieken en mensen met problemen die hem om raad vroegen.

In de oorlogsjaren 40-45 stond hij, zonder dat zijn confraters het wisten, in het verzet en hielp geallieerde piloten met de terugkeer naar hun land. Na de oorlog ontving hij daarvoor verscheidene eretekens. Hij werd aalmoezenier van het Geheim Leger en mocht in 1945 het vaandel van het Geheim Leger wijden. In 1972 kreeg hij voor zijn inzet de graad van luitenant van de weerstand.

Op 18 september 1983 vierde hij samen met de parochie Berkenbos en zijn familie zijn gouden priesterjubileum. Samen met zijn confraters, zijn neven Anselmus (afkomstig uit Mopertingen) en P. Jadoul (afkomstig uit Eigenbilzen) droeg hij zijn dankmis op.

Als echte volgeling van Sint Franciscus hield hij van de natuur. Hij werd proost van de plaatselijke wandel- en diaclub. Met zijn leden zocht hij de mooiste plekjes op en trachtte die op dia of foto vast te leggen.

Pater Bertilius overleed op 29 januari 1997 in Heusden en werd daar onder massale belangstelling begraven. Op zijn gedachtenisprentje lezen wij: “Het geheim van zijn onvermoeibare inzet voor zijn medemensen moeten wij zoeken in zijn doorleefd kloosterleven als minderbroeder en als trouwe volgeling van Sint Franciscus. Hij stond vroeg op, besteedde de morgenuren aan gebed en bezinning, was trouw aanwezig in het communiteitgebed en was voorts heel de dag beschikbaar voor zijn mensen. 60 jaar was hij in het klooster van Heusden Berkenbos en was 60 jaar biechtvader in de kloosterkerk”.

  • Pater Hubert Meers was priester van het H. Hart.
    Hubert Meers werd geboren te Rosmeer op 21 juni 1908 als zoon van Herman Hubert Meers en Catharina Vanherf.

    In het doopregister van Rosmeer wordt hij Libertus Joannes genoemd. G.V. Lux noemt hem Hubert-Joannes. Zelf noemde hij zich Hubert.

    Hij was een neef langs moederszijde van pater Valentius Paquay en langs vaderszijde van pater Deodat Meers.

    Zijn humaniorastudies deed hij in Tervuren (1921-1928) en op 29 juni 1928 trad hij te Brugelette (Henegouwen) in het klooster van de Priesters van het H. Hart, kortweg SCJ genoemd (Congregatio Sacerdotum a Sacro Corde Jesu). Die paters droegen een zwart kleed en koord met 3 knopen (3 geloften) en 2 kwasten.

    De Congregatie van de Priesters van het H. Hart werd gesticht op 28 juni 1878 in Saint-Quentin door Leo Johannes Dehon en had de bedoeling zich vooral in te zetten voor onderwijs, missies en sociaal minder bedeelden.

    Hij studeerde filosofie en theologie te Leuven (1929-1935) en werd op 29 september 1929 te Brugelette geprofest.

    Hij werd priester gewijd te Leuven op 15 juli 1934 en droeg op 23 juli van dat jaar in Rosmeer zijn eremis op (de 4de eremis onder pastoor Husson). Daarna was hij econoom in het studiehuis te Leuven (1935-1936), leraar in het H. Hartcollege te Tervuren (1937-1939), overste in de toenmalige missieschool te Lanaken (1939-1944), onderpastoor in Ougrée (1944-1950), proost van de KWB in Brussel (1950-1975).

    Van 1975 tot 1979 was hij hulppriester in Sint-Servaas Lanaken, waar hij een graag geziene proost was van Ziekenzorg. Hij ging graag met zieken mee op bedevaart naar Lourdes en had dat al 89 keer gedaan. Graag wou hij nog een 90ste maal naar Lourdes gaan, maar Onze Lieve Vrouw is hem toen zelf komen bezoeken, want hij was fel ziek geworden en stierf in Leuven op 19 september 1979. Hij werd in Lanaken begraven.

    Als kloosternaam vonden wij Valentius (Lux) en Valentinus (Harry Tijssen). Op het prentje van zijn priesterwijding en eremis komt echter deze kloosternaam niet voor. Daar staat gewoon: P. Hubert Meers, priester van het H. Hart

  • Zuster Marie-Paule Jeurissen (Maria Jeurissen).
    Maria Jeurissen werd geboren te Rosmeer op 4 april 1910 in een gezin van 7 kinderen : 4 meisjes en 3 jongens. Zij was de 3de van het gezin van Mathijs Jeurissen en Maria Joanna Vanspauwen.

    Als jonge Limburgse verbleef zij verscheidene jaren als gouvernante in een Luikse familie. De Limburgse meisjes hadden daar de mogelijkheid om aan te sluiten bij jeugdgroepen. De paters Franciscanen zorgden voor de geestelijke begeleiding en zo leerde zij daar ook de zustercongregatie van Carolus Borromeüs kennen.

    Dat heeft waarschijnlijk haar roeping beïnvloed en ook het feit dat haar nicht, zuster Philippine Crijns (Joanna: zie nr. 24), in die congregatie was ingetreden.

    De moeder van Joanna (Agnes Jeurissen) was de zuster van Maria’s vader (Mathijs Jeurissen). De vader van Joanna (Leonard Crijns) was de peter van Maria.

    Op 15 september 1949 treedt zij binnen als postulante in het noviciaat van de zusters van Carolus Borromeüs te Landenne (bij Namur). Zij werd in de congregatie aanvaard op 20 september 1950 en ontving de kloosternaam Zuster Marie-Paule.

    Op 8 mei 1956 legde zij haar eeuwige geloften af. Een tiental jaren droeg zij de verantwoordelijkheid over de keuken van het rusthuis in het noviciaat te Landenne (zij had immers een opleiding gevolgd in de kokschool van Brugge). In 1964 werd zij terug naar Luik geroepen voor een nieuwe taak in het rusthuis Saint-Charles, rue de la Légia 7. Zij wist daar haar talenten goed te gebruiken en zette zich in voor de bejaarden en zieken.

    Regelmatig ging zij ook op bedevaart en had een grote devotie tot O.-L.-Vrouw van Lourdes.

    Zij stierf in het rusthuis Saint-Charles op 9 juli 1997, na 48 jaar kloosterleven, en werd op 14 juli begraven op het kerkhof van Ans.

  • Pater Marcellus Gielen SCJ (Gerard Gielen).
    Gerard, Karel Gielen werd te Rosmeer geboren op 29 februari 1920. Hij was de zoon van Henri Gielen en Elisabeth Cielen.

    Na zijn humaniorastudies te Lanaken (1932-1938) trad hij in het klooster van de Priesters van het H. Hart in Brugelette (Henegouwen) in 1938 en legde er zijn eerste geloften af op 8 september 1939. Hij krijgt de kloosternaam: Marcellus.

    Van 1939 tot 10 mei 1940 was hij leraar in Tervuren en werd dan opgeroepen voor zijn legerdienst. Hij verbleef enkele maanden in Zuid-Frankrijk.

    Zijn priesterstudies begon hij in 1940 in het SCJ-Studiehuis te Leuven (filosofie 1940-1942) en bij de Jezuïeten te Leuven (theologie 1942-1946).

    Hij werd priester gewijd te Leuven op 2 februari 1946 en droeg op 23 april 1946 zijn eremis op in Rosmeer. Dit was de 6de eremis onder pastoor Husson.

    Daarna bekleedde hij verscheidene functies: leraar Latijn en Grieks in Lanaken (1946), directeur te Lanaken (1948-1954 en 1960-1969), rector van het Kindertehuis in Gellik en godsdienstleraar aan de familiale school aldaar (1969-1977) godsdienstleraar in het Sint-Vincentiusinstituut te Lanaken (1973-1980). In 1980 gaat hij, gepensioneerd, in Maasmechelen wonen, met zijn moeder en zuster Rosalie als huishoudster.

    Pater Gielen kwam veel helpen in Mopertingen onder de pastoors Muermans en Konings. Hij kwam biechthoren op de zaterdag vóór de 1ste zondag van de maand (H.-Hartbond mannen) en vierde ’s zondags dan mee in de eucharistieviering. Dan was het een mis met 3 heren: de pastoor, pater Gielen en professor Piet Swennen.

    Pater Gielen stierf in het Sint-Jansziekenhuis te Genk op 21 september 1994 en werd in Lanaken begraven.

  • Pater Delfien Janssen ofm (Louis Janssen).
    Louis Janssen is geboren te Rosmeer op 21 juli 1920. Hij was de zoon van de smid Jan Janssen en Elisabeth Jeurissen, die in de Daalstraat 60 woonden.

    Op 19-jarige leeftijd trad hij binnen in het klooster van de Minderbroeders in Tielt (19 september 1939) en deed zijn plechtige professie op 14 oktober 1943.

    Hij werd priester gewijd te Sint-Truiden op 12 augustus 1945 en deed zijn eremis in Rosmeer op 20 augustus van dat jaar. Dat was de 5de eremis onder pastoor Husson. Een paar jaar na zijn priesterwijding (23 november 1947) vertrok hij per boot naar de missie in Chili waar hij 27 jaar werkzaam was o.a. in het college te La Serena en als wijkpastoor in Iquique, Santiago en Salamanca (1947-1974).

    Teruggekeerd uit Chili verbleef hij 9 jaar in de Generale Curie te Rome met een opdracht als secretaris-vertaler voor de Derde-Orde en daarna econoom van het internationaal studiehuis San Antonio (1975-1985).

    Tenslotte was hij 9 jaar pastoor in Corsica in het bergdorpje Fozzano (1985-1994).

    Hij deed graag aan sport en was gekend als een levendige verteller, die een goede grap lustte en verrassend uit de hoek kon komen als goochelaar: als hij maar vreugde kon brengen bij de mensen. Om zijn hartelijke omgang was hij zeer geliefd. Hij sprak vloeiend Spaans, Italiaans en Frans.

    In 1994 werd hij ziek in Corsica en moest noodgedwongen terugkeren naar België. De levenslustige en energieke pater Delfien voelde zich machteloos. Het was zijn grootste pijn “niets meer te kunnen doen”.

    Hij werd opgenomen in het Virga-Jesseziekenhuis in Hasselt en stierf daar op 9 december 1994.

    Hij kwam nog een laatste maal terug naar zijn geliefd Rosmeer, maar nu voor zijn begrafenis op 15 december 1994. Zijn neef, pater Justien Meyers, hield de homilie in deze begrafenisdienst.

    Pater Delfien rust nu op het nieuwe kerkhof in Rosmeer.

  • Broeder Romuald Moesen (Hubert Moesen).
    Hubert Christiaan Moesen werd geboren te Rosmeer op 22 juli 1920 als zoon van Jan Leonard Moesen en Helena Maria Konings. Het gezin telt 11 kinderen.

    In 1932 (hij was toen 12) begon hij zijn middelbare studies aan het H. Hartcollege te Lanaken. Hij was een goede leerling en Gerard Gielen (de latere pater Marcellus) zat bij hem in de klas.

    Toen zijn moeder ernstig ziek werd, verhuisde hij van school en ging naar het Sint-Nicolaascollege van de Broeders van O.-L.-Vrouw van Barmhartigheid te Anderlecht om zich voor te bereiden op de normaalschool.

    Hij kon zijn studies normaal afronden in de Normaalschool van Alsemberg en haalde daar het onderwijzersdiploma.

    Maar hij wilde meer. Op 7 september 1937 ging hij naar Kapellen en trad er als postulant in bij de Broeders van Onze-Lieve-Vrouw van Barmhartigheid met als kloosternaam Romuald.

    Na zijn noviciaat werd hij naar Alsemberg teruggestuurd op 8 september 1938 om daar zijn studies voort te zetten. Zijn kennis van de Franse taal heeft hij mede te danken aan de voortreffelijke methode van Pater Landewald Janssen (een dorpsgenoot).

    Broeder Romuald legde zijn eeuwige geloften af in Alsemberg op 6 augustus 1943.

    In 1949 werd hij naar Scherpenheuvel overgeplaatst en in 1950 naar Bosvoorde, telkens als leraar met Frans als hoofdvak. In 1959 vertrok hij als missionaris naar Burundi.

    Daar werkte hij als leraar vooral met Frans als hoofdvak. Het is wel aardig om weten dat daar in Burundi de methode van pater Landewald Janssen gebruikt werd.

    Naast het lesgeven moest Broeder Romuald nog allerlei klusjes opknappen en hij kon aardig overweg met de elektriciteit. Later werd hij directeur van de school in Bujumbura.

    Hij maakte daar de verschrikkingen mee van de burgeroorlog in 1972 (Hutu’s en Tutsi’s) met 120.000 doden.

    In 1979 krijgt hij een hersenbloeding en moet noodgedwongen zijn missiewerk opgeven.

    Thans verblijft hij in Alsemberg waar hij econoom is. Hij werkt ook nog mee aan ons heemtijdschrift ‘Ons dorp Rosmeer’ door af en toe een mooi artikel te schrijven over zijn missionaristijd.

    De Broeders van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid worden ook Broeders van Scheppers genoemd, omdat ze in 1839 in Mechelen gesticht zijn door Mgr. Victor Scheppers.

 

.

  • Het gezin van Leonard Meyers en Anna Janssen telde 6 geestelijken.
    Jozef (pater Servatius), Truda (Zr Marie-Yolanda), Idalie (Zr Francise), Leo (pater Nicolaas) Trees (Zr Christilla), en Louis (pater Justien).

    Leonard Meyers en Anna Janssen zijn beiden in Rosmeer geboren.

    Zij huwden in Rosmeer en woonden in de Kerkstraat.

    Leonard was tolbeambte in Smeermaas. Daarom verhuisde het gezin ook naar Smeermaas.

    Uit dit huwelijk werden 8 kinderen geboren (3 jongens en 5 meisjes) van wie er 6 geestelijken werden (3 paters en 3 zusters).

    Jozef en Gertrude zijn in Rosmeer geboren, de anderen in Smeermaas. Toch mogen wij hen allen ‘van Rosmeer’ noemen, omdat zij hier hun wortels hadden.

    Op deze foto herkennen wij in volgorde van links naar rechts: Achterste rij: Truda (Zr Marie-Yolanda), Louis (pater Justien), Trees (Zr Christilla), Idalie (Zr Francise). Voorste rij: Leo (pater Nicolaas), Anna Janssen (moeder), Leonard Meyers (vader) en Jozef (pater Servatius).

  • Jozef Meyers (pater Servatius ofm) was de eerste in de rij.
    Jozef Meyers werd geboren te Rosmeer op 1 februari 1921 als zoon van Leonard Meyers en Anna Janssen.

    Hij was de oudste van een gezin van 8 kinderen: Jozef, Gertrude (Truda), Idalie, Leo, Maria, Trees, Louis en Annie.

    Hij trad binnen bij de Minderbroeders op 24 oktober 1940 en deed zijn plechtige professie op 25 oktober 1944.

    Ook zijn 2 broers en nog 3 zussen zullen kloosterling worden.Op 16 maart 1947 werd hij priester gewijd te Sint-Truiden en deed zijn eremis in Rosmeer op 8 april 1947. Dit was de 7de en laatste eremis onder pastoor Husson.

    Op 19 juli 1948 vertrekt hij als missionaris per vliegtuig vanuit Evere naar La Serena (Chili) waar zijn dorpsgenoot en neef, pater Delfien Janssen, ook missionaris was. In 1956 kwamen zij samen op vakantie in Rosmeer.

    In het bisdom Copiapo, waar hij het grootste deel van zijn leven als missionaris heeft doorgebracht, stichtte hij gebedsgroepen. In 1970 waren er zo al een 40-tal. Zo werd hij, zonder het te willen, de grondlegger van de charismatische vernieuwing in de Heilige Geest. In 1980 gaf hij de verantwoordelijkheid voor deze beweging af en ging naar La Serena. Daar was hij de geliefde pater Juan-José (voor zijn medebroeders Janneke-Jef).

    Hij was een echte kunstenaar in het hanteren van het schilderspenseel (schilderijen en wandschilderingen), handig ook in het pendelen en de homeopathische geneeskunde.

    Op het einde van zijn leven heeft hij 3 maanden met de zekere dood voor ogen geleefd, schreef enkele gedichten in het Spaans en heeft ook een dagboek bijgehouden.

    Hij verlangde ernaar om na zijn dood in Chili begraven te worden.

    Na een kortstondige ziekte overleed hij in La Serena (Chili) op 7 mei 1987 en is daar op 8 mei begraven. Bij zijn begrafenis zongen de Chilenen liederen van geloof en liefde en van lof aan de Heer. Juan-José had immers voor hen veel van een heilige in vlees en bloed, met zijn eigen karakter en zijn gevoeligheid als artiest.

    Zijn broer Louis schreef een mooi gedicht tot vrome gedachtenis aan hem:

    Ons Jefke, sinds je prille jeugd,
    was jij zachtmoedig ieders vreugd;
    je viel niet op dan door je stille
    steeds bezig zijn, elkeen ter wille. Zo ging jij ook, als was ’t gewoon,
    naar ’t missieland als oudste zoon
    en gaf jezelf geheel aan allen;
    je mocht er God en mens bevallen. Geen eerzucht, maar altijd bereid,
    zacht door Maria’s hand geleid,
    door Geestesgaven mild gedreven
    om Jezus’ Rijk te doen herleven. Je hart voor zieken immer klaar
    dreef ook je hand van kunstenaar:
    penselend op veel kerkenwanden
    deed jij voortdurend liefde branden.
    Gans onverwacht werd jij het zaad
    dat in veel leed schijnbaar vergaat,
    maar blijvend rijpe vrucht zal dragen
    in ’t Chili van je echt behagen. Je goede moeder, haar gezin,
    ja ieder had er ’t hart van in:
    wij weenden, met je diep verenigd,
    doch ’t leed werd door je broers gelenigd.Je tere ziel die weldaad schiep
    steeg op naar God waar Hij je riep
    bij hen die vóór je henen gingen;
    wij weten dat zij jou omringen. Aan God de Heer zij eer en dank,
    al heeft ons woord een droeve klank;
    je waakt en wacht op ons hierboven
    om eens vereend de Heer te loven.

    pater Justien Meyers

  • Pater Deodat Meers ofm (Arnold Meers).
    Arnold Meers werd in Rosmeer geboren op 11 december 1921 als zoon van Renier Meers en Anna Daenen. Hij was de 2de uit een gezin van 4 kinderen.

    De eremissen van de paters Bertilius, Landewald en Valentius moeten nogal indruk gemaakt hebben op de kleine Arnold (Nolleke in de volksmond), want in 1934 gaat hij naar Lokeren (internaat) bij de Minderbroeders voor zijn humaniorastudies die hij in 1941 in Heusden beëindigt.

    In 1941 begint hij in Tielt aan zijn noviciaat. Hij krijgt de kloosternaam Deodatus‘aan God gegeven’.

    Na zijn eerste geloften verhuist hij naar Rekem, waar hij ook filosofie en fundamentele theologie studeert. In 1945 legt hij er zijn plechtige geloften af.

    Hij vervolgt zijn theologiestudies in Sint-Truiden (1945-1947) en wordt op 20 december 1947 in Luik priester gewijd.

    Op 29 maart 1948 draagt hij in Rosmeer zijn eremis op samen met pater Winnibert Gerits (René), zijn dorps- en studiegenoot.

    Het werd toen een groot feest in Rosmeer onder pastoor Marting: 2 eremissen op één dag. Het was helaas ook een orgelpunt: het waren de laatste eremissen.

    Pater Deodat werd leraar (godsdienst, Latijn, Nederlands en wellevendheid) in Lokeren (1948-1959). Van 1959 tot 1960 is hij kapelaan te Tongeren en van 1960 tot 1964 in Waterschei, waar hij ook nog enkele taken bij krijgt: leraar godsdienst en directeur van de sportschool.

    Van 1964 tot 1975 vinden wij hem terug in Tongeren als leraar aan de Technische School en als missieprocurator. Van 1975 tot 1976 is hij pastoor te Eversel en van 1976 tot 1981 godsdienstleraar in Hasselt.

    In 1989 is hij weer in Tongeren als gardiaan en rector van de Begijnhofkerk. Daar was hij bekend voor zijn ‘volkse’ eucharistievieringen. Hij was een man die hield van sport. Ettelijke kilometers heeft hij gereden op zijn koersfiets en in trainingskledij, wat opviel voor een ‘bruine pater’, toch zeker in die tijd. Pater Deodat kon ook goed met de bal omspringen op het voetbalveld van Rosmeer, waar hij proost was van de voetbalclub ‘de Stormvogels’.

    Hij stak zijn mening ook niet onder stoelen of banken en was bekend voor zijn Vlaamsgezindheid.

    In 1999 wordt de Begijnhofkerk gesloten (is nu museum geworden). Pater Deodat gaat op pensioen, maar niet op rust. Hij houdt nog veel contact met bejaarden, eenzamen en zieken.

  • Pater Winnibert Gerits ofm (René Gerits).
    René Gerits werd geboren te Rosmeer op 6 maart 1922 als 2de oudste uit een gezin van 6 kinderen. Zijn ouders waren Theodoor Gerits en Anna Vanhees.

    Na zijn humaniorastudies in Lokeren en Heusden, treedt hij binnen bij de Minderbroeders en deed zijn plechtige professie op 26 september 1945. Hij kreeg de kloosternaam Winnibert.

    Zijn studie- en kloosteropleiding lopen samen met deze van zijn dorpsgenoot Arnold Meers.

    Hij werd priester gewijd te Sint-Truiden op 1 februari 1948, enkele weken na de priesterwijding van pater Deodat. Samen met deze studie- en dorpsgenoot droeg hij zijn eremis op in Rosmeer onder pastoor Marting op 29 maart 1948.

    Zes jaren lang gaf hij godsdienst in de Rijksschool te Sint-Truiden en werd in 1955 kapelaan te Hoevezavel. In 1964 is hij kapelaan in Tongeren (Sint-Lutgart) en van 1967 tot 1976 pastoor in de Christus-Koningparochie in Waterschei.

    Maar hij werd ziek, ernstig ziek, en vroeg om pastoor te mogen worden van een kleine parochie. Zo kwam hij naar Hees, waar hij met goede moed begon te werken. Hij verbleef er 7 jaren.

    De laatste 3 jaren van zijn leven ging het echter niet meer. Hij onderging een zware operatie en kon daarna niet meer spreken.In de parochie Hees was hij gekend als man van grote verzoening. Zijn parochieblaadje was een pareltje, met hier en daar een luimige noot over een ‘voorval in de parochie’. Hij heeft zo dikwijls aan zijn parochianen gezegd: ” het lijden van een mens is nooit groter dan hij dragen kan”

    Zo heeft hij ook zijn lijden gedragen in het besef dat God hem wel de kracht zou geven. Toen hij stervende was en zijn Provinciaal hem vroeg: “Pater Winnibert, heb je angst om te sterven?”, gaf hij te kennen: “Ik geloof niet meer in de God van vóór het Concilie, maar in de Vader van de 2 zonen”. En toen zijn overste hem vroeg zijn leven te offeren voor nieuwe roepingen stak hij in zijn onmacht nog 2 vingers omhoog.

    Zo is hij in volle overgave aan God gestorven in Sint-Truiden op 28 oktober 1982, amper 60 jaar oud. Hij werd in Sint-Truiden begraven.

    Wegens zijn ziekte was pater Winnibert in alle stilte uit zijn parochie Hees weggetrokken naar het klooster in Sint-Truiden. Hij had geen afscheid kunnen nemen. Daarom schreef hij aan zijn parochianen volgende brief:

    ————————

    Beste, allerbeste mensen van Hees,

    Dit zijn mijn allerlaatste wensen tot u allen!
    Vroeger dan ik verwachtte, moest ik u verlaten.
    Maar groter dan de pijn en de droefheid om dit afscheid, is bij mij een gevoelen van dankbaarheid, omdat ik toch nog zoveel jaren tussen u heb mogen leven, uw vreugde en droefheid, uw verlangens en verwachtingen heb mogen delen en me één heb mogen voelen met u allen en uw gezinnen.
    Ik hield en houd van u allen: van de kinderen, de jeugd, de volwassenen, van de ouderen van dagen en vooral van de zieken.
    Ik hou van het dorp, ons dorp, met al wat er leeft en is. Zo graag zou ik hier gebleven zijn tot de Heer mij riep… Het heeft niet mogen zijn.
    Maar wij zijn geen vreemden voor elkaar geworden en zullen dat ook niet worden! Wij blijven voor elkaar bidden: gij voor mij, en ik voor u.
    Gebed en steun van het gebed hebben wij allen nodig!
    En eens komen wij weer samen voor eeuwig in Gods Vaderhuis.
    Iedereen die verlangt nog eens langs te komen hier in Sint-Truiden bij de Paters, waar ik op de komst van de Heer blijf wachten, is hier zeer hartelijk welkom.
    Het doet toch zoveel deugd eens over ‘vroeger’ te kunnen praten – ook al is dat ‘vroeger’ pas voorbij.
    En intussen proberen we wat wij zo dikwijls in de kerk en in dit parochieblaadje hoorden: één te zijn met elkaar, één in vreugde en leed, één in samenwerking, in leven en voelen. Want eenheid brengt vrede, vriendschap en liefde en daardoor ook veel vreugde en geluk.

  • Zuster Marie-Yolanda Meyers (Gertrude of Truda Meyers).
    Gertrude Meyers (in het doopregister Gertrudis, Louisa, Maria) werd in Rosmeer geboren op 25 februari 1924 en door pastoor Arnold Kerkhofs gedoopt. Haar ouders waren Leonard Meyers, tol-beambte in Smeermaas, en Anna Janssen.

    Haar ouders zetten haar een paar jaren in het pensionaat in Rukkelingen (Roclenge) om wat Frans te leren.

    Daarna ging zij naar de Normaalschool in Hasselt en haalde er het diploma van onderwijzeres. Dit beroep heeft zij ook uitgeoefend, maar zij verlangde naar hoger. Daarom trad zij binnen in de Congregatie van de zusters Kindsheid Jesu en deed haar plechtige professie in Gent op 24 februari 1947, het jaar dat haar broer Jef priester gewijd werd.

    Na haar professie gaf zij 5 jaar les in het lager onderwijs en daarna aan leerlingen in de opleiding kleuterleidster in de Normaalschool Kindsheid Jesu in Hasselt tot in 1980, toen zij op pensioen ging.

    Dan werd zij ziek en, ondanks haar ziekte, wilde zij zich nog inzetten in het internaat van de school. Na een slepende ziekte van 3 jaar stierf zij op 28 juli 1983 in het Sint-Rafaël-ziekenhuis te Leuven.

    Zij was een opvallende figuur door haar Godverbondenheid, haar ongekunstelde eenvoud, haar serene glimlach en haar onberekende inzet voor de mensen. Zo werd zij door de mensen bemind zelfs nog jaren na haar dood.

    ——————–

    Haar laatste wens was dat op haar gedachtenisprentje de tekst zou staan van Aleidis Dierick:

    Draag, als ik sterf, witte gewaden …

    Draag, als ik sterf, uw witte gewaden
    en zing bij mijn dood uw hoogste lied.
    Ik heb onuitsprekelijk liefgehad.
    Daarom wil ik uw tranen niet.

    Steek in de kerk alle lichten aan
    vergeet de bloemen op tafel niet,
    en lees dan, hoe Paulus heeft liefgehad
    en voel voor mij geen verdriet.

    Vaak waren mijn woorden kleurloos en koel
    maar de Geest is een laaiend vuur.
    In dit huis heb ik vele uren vertoefd,
    maar dit is mijn mooiste uur.

    Nu zijn alle grenzen weggevaagd.
    Ik ben eindelijk nieuw en vrij.
    Al wat ik mezelf niet veranderen kon
    veranderde God in mij.

    Draag, als ik sterf, uw witte gewaden
    en zing bij mijn dood uw hoogste lied
    opdat deze stad die ik zorgend liefhad
    uw juichende vreugde ziet.

    ——————–

    Haar Heerom, pater Landewald Janssen schreef een gedicht voor haar afsterven.

    Zij rust er roerloos mooi
    de heengegane, stil mij wachtend,
    in haar gelaat geen plooi,
    als uit de hemel lachend,
    haar VREDE gans volkomen
    alsof haar laatste slaap
    geheim verraadt van nagelaten dromen
    en aan haar zij de engel waakt,
    mij zwijgend duidt:
    “Tree zacht tot aan de drempel
    waar tijd en leed zijn uit,
    waar openging een weidse Tempel!”

 

.

  • Zuster Francise (Idalie Meyers).
    Idalie Meyers werd geboren te Smeermaas op 25 juli 1925, maar haar ouders, Leonard Meyers en Anna Janssen, zijn beiden van Rosmeer afkomstig.

    Zij volgde kleuteronderwijs (3 jaar), lager onderwijs en daarna 3 jaar middelbaar onderwijs bij de Zusters van St. Vincentius in Smeermaas. In de eerste twee jaren waren deze studies nog volledig in het Frans.

    Na deze 3 jaren middelbaar onderwijs is zij thuis gebleven en hier en daar nog wat gaan helpen.

    Op 26-jarige leeftijd trad zij, op 4 september 1951, in het klooster in Heerlen bij de Kleine Zusters van de H. Jozef. Het Franciscaans ideaal trok haar aan en deze zusters volgden de regel van de 3de Orde van Sint Franciscus.

    Zij werd geprofest in 1953. In het klooster kreeg zij een opleiding tot kleuterleidster en kreeg gedurende 3 jaren les van haar oudste zus, Zuster Marie-Yolande.

    Zij werd kleuterleidster in Vroenhoven (8 jaar), in Smeermaas (12 jaar) en in Eisden-Cité (17 jaar).

    Daarna ging zij op pensioen in Lanaken (bejaardentehuis: Huize Sint-Anna) waar zij hier en daar nog een handje kon bijsteken en zich met toewijding inzette voor haar medezusters.

    Op 4 oktober 2003 had zij het geluk haar gouden kloosterjubileum te mogen vieren.

    Zuster Francis (Idalie Meyers) overleed op 1 augustus 2012 in Huize Sint-Anna te Lanaken.
    Zij werd begraven op 7 augustus 2012 in de parochiekerk Sint-Servaes te Lanaken.

  • Pater Nicolaas Meyers ofm (Leonard Meyers).
    Leonard Meyers werd geboren te Smeermaas (Lanaken) op 28 september 1927, maar hij heeft wortels in Rosmeer, want zijn ouders, Leonard Meyers en Anna Janssen, zijn geboren en getogen in Rosmeer...

    Op 15 september 1947 trad hij binnen bij de Minderbroeders in Tielt, waar hij zijn tijdelijke professie deed op 16 september 1948.

    Hij werd plechtig geprofest op 17 september 1951.

    Op 7 februari 1954 werd hij priester gewijd te Sint-Truiden en vertrok als missionaris naar Kongo op 14 november 1957.

    Daar was hij werkzaam in Kanzenze van 1960 tot 1967.

    Hij was een ondernemend en praktisch man, zette zich in voor de zieken en zorgde er voor dat er zusters zouden komen: eerst inlandse die daarna vervangen werden door Spaanse zusters. Van toen af was de medische dienst goed georganiseerd.

    Toen de missiepost Kabondo-Dianda in 1960 verwoest was, kreeg pater Nicolaas in 1966 de opdracht alles weer van vooraf aan op te bouwen, hetgeen hij dan ook gedaan heeft. Daarna was hij werkzaam in Luabo als medepastoor met zijn broer Louis (pater Justien) tot 1981 en daarna als pastoor tot 1985.

    Om gezondheidsredenen keerde hij in 1985 definitief terug uit de missies naar België. Hij had het geluk zijn gouden priesterjubileum te mogen vieren in februari 2004.

  • Zuster Christilla (Theresia, Mathilde, Maria Meyers).
    Trees Meyers werd geboren in Smeermaas op 10 april 1932 als 6dede in de rij van 8 kinderen van Leonard Meyers en Anna Janssen.

    Zij doorliep de lagere school in Smeermaas en ging in 1946 naar de normaalschool in Hasselt. In 1951 behaalde zij het diploma van onderwijzeres.

    Eén jaar gaf zij les in de lagere school van de Banneux-wijk in Hasselt. Op 8 september 1952 trad zij in bij de Congregatie van de zusters Kindsheid Jesu in Gent met het verlangen naar de missies te mogen gaan.

    Trees mocht 4 jaar les geven aan de oefenschool van de normaalschool (de Treesjesschool) op de Maastrichtersteenweg te Hasselt.

    In 1957 legde zij haar eeuwige gelofte af en mocht op 5 juli 1958 naar de missies vliegen: Bokoro in het bisdom Inongo in Kongo. In de normaalschool voor meisjes gaf zij daar opleiding aan de toekomstige onderwijzeressen. Het eerste jaar deed zij dit in het Lingala en daarna in het Frans.

    Van 1970 tot 1975 nam zij de directie van de school waar. In 1975 werden de scholen door Mobutu genationaliseerd. Zuster Christilla nam ontslag als directrice en wijdde zich nu aan de pastoraal in de school, waar zij nog les gaf, en in de parochie.

    Van 1990 tot 1993 ging zij naar Kinshasa, waar zij zich wijdde aan de pastoraal en hielp in de administratie van het dispensarium.In 1993 ging zij terug naar Bokoro om het bestuur over de congregatie daar ter plaatse waar te nemen tot in 2002. In 2002 kwam zij definitief terug uit de missies als laatste van de congregatie daar ter plaatse. Het werk werd daar overgenomen door een congregatie van inheemse zusters die uit haar congregatie waren voortgekomen.

    Nu woont en werkt zij in Hasselt waar zij verantwoordelijk is voor één van de 4 groepen van 15 zusters die het klooster bewonen. Zorgen voor medezusters is nu haar dienende taak. Maar in haar hart leeft nog die liefde voor de missies waar zij 44 jaar heeft gewerkt. De aanpassing aan onze welvaartstaat hier was wel een hele opgave.

    Vanuit het thuisfront steunt zij nu nog de vroegere missieposten en zij is ook heel dankbaar voor elke steun van missievrienden. Op 8 mei 2004 mocht zij haar gouden kloosterjubileum vieren.

  • Zuster Maria-Clara Janssen (Idalie Janssen).
    Idalie Janssen werd geboren te Rosmeer op 4 december 1932. Zij was de dochter van Louis Janssen, fietsenmaker-landbouwer, en van Maria Hendricks.

    Idalie groeit op in een gezin van 9 kinderen.

    Zij raakt ‘besmet’ met de ‘Franciscaanse geest’. Dat is ook niet verwonderlijk, als er al zoveel familieleden volgelingen van Sint Franciscus zijn geworden.

    Zij wil Claris worden. Maar haar gezondheid is zwak. Zij vraagt raad aan haar biechtvader en haar dokter. Die geven haar het advies niet voor het strenge slotleven te kiezen, maar eerder in te treden als buitenzuster. Zij volgt die raad en treedt op 7 april 1956 in als postulante-buitenzuster in Genk.

    Op 23 april 1957 wordt zij novice. Zij krijgt de kloosternaam Maria-Clara.

    Haar eeuwige gelofte legt zij af op 26 april 1965.

    Nu nog doet zij haar werk als buitenzuster. Ze verplaatst zich voor dit werk wel met de ‘wagen’, want zuster Maria-Clara zit al 25 jaar in een rolwagen, die zij erg handig kan besturen. Zij verliest er de moed niet bij en straalt vreugde uit, haar naam Clara waardig. Clara betekent immers ‘de stralende’.

    Als zuster Maria-Clara zich goed voelt, zorgt zij nog vlijtig voor allerhande naaiwerkjes in het klooster.

    Op 25 november 2012 overleed Zuster Clara Janssen in Genk en werd daar begraven op 29 november 2012.

  • Zuster Simona Cousin (Henriëtte Cousin).
    Henriëtte Cousin werd geboren in Rosmeer op 9 mei 1933. Zij is de dochter van Maurice Cousin en Cornelia Simons.

    Het gezin telt 6 kinderen: 3 jongens en 3 meisjes. Als Henriëtte wat ouder wordt, geeft zij thuis te kennen, dat zij graag verpleegster wil worden.

    Moeder Cousin onderzoekt welke mogelijkheden er zoal zijn. Na overleg gaat Henriëtte in 1949 naar de verpleegstersschool in Duffel en later in Zoersel.

    De studies en het werk staan haar aan. Daarbij valt het haar op met welke liefde en toewijding de Zusters Norbertienen daar de psychiatrische patiënten verzorgen. Dit werkte aanstekelijk en Henriëtte kiest ook voor zo een religieus leven in dienst van de zieken.

    Op 27 mei 1954 treedt zij binnen bij de Zusters Norbertienen in Duffel. Op 21 november 1954 ontvangt zij het kloosterkleed en op 21 november 1956 mag zij haar eerste gelofte afleggen. Zij krijgt de kloosternaam Simona, naar de familienaam van haar moeder.

    Op 30 april 1961 doet zij haar gelofte voor het leven.

    Zuster Simona heeft heel haar kloosterleven in dienst gestaan van de zieken en was daarbij plaatselijk econome. Nu verblijft zij in het Convent van Bethlehem in Duffel. Zij is nog altijd zeer actief. Samen met 3 medezusters leeft zij daar in een open gemeenschap die zich inzet voor mensen aan de rand van de maatschappij. En als de zusters samen bidden in hun kleine kapel daar, begeleidt zij het psalmgebed met hemelse klanken op haar psalter.

     

  • Pater Justien Meyers ofm (Louis Meyers).
    Louis Meyers werd geboren in Smeermaas op 31 januari 1934. Zijn ouders (Leonard Meyers en Anna Janssen) waren van Rosmeer afkomstig, maar woonden toen in Smeermaas.

    Op 5 september 1953 trad hij binnen bij de Minderbroeders te Tielt en legde daar op 6 september 1954 zijn eerste geloften af. Zijn eeuwige geloften sprak hij uit te Sint-Truiden op 6 september 1957.

    Hij kreeg de kloosternaam Justinus.

    Na 3 jaar studies wijsbegeerte en fundamentele theologie werd hij priester gewijd te Sint-Truiden op 27 maart 1960 en vertrok op 27 september 1961 naar Kongo naar het Klein-Seminarie van Kanzenze (Katanga), waar hij enkele maanden verbleef.

    Daarna was hij actief op verschillende missieposten en werd in 1968 leraar aan de Normaalschool te Luabo en daarna overste in deze missiepost waar hij 13 jaar werkte.

    Hij lanceerde er een sojacultuur die nu nog voortgaat. Deze cultuur bestond erin sojabonen te kweken in de dorpen. Deze bonen werden dan door de missie opgekocht en verwerkt tot bloem waar koekjes van gemaakt werden.

    Van 1981 tot 1986 was hij verantwoordelijk voor de klein-seminaristen in Kamina.

    Sinds 1986 is hij terug in België en werd in 2000 gardiaan bij de Minderbroeders in Hasselt.

    Pater Justien Meyers vierde zijn gouden priesterjubileum op 20 juni 2010 in de parochiekerk Hoevezavel waar hij pastoor was.

  • Ludo Hermans eerste permanente diaken van Rosmeer.
    Ludo Hermans werd geboren in Tongeren op 4 mei 1965. Hij is de zoon van Pierre Hermans en Trees Janssen uit de Hoogstraat 26 te Rosmeer. Zijn moeder is de kleindochter van de oude smid Louis Janssen en Ida Konings en zo is hij de 10deafstammeling die geestelijke is geworden.

    Zijn kleuter- en lagere school doorliep hij in Rosmeer tot en met het 5de leerjaar. Bij gebrek aan voldoende leerlingen werd deze school in 1976 opgeheven en volgde Ludo zijn 6de leerjaar lager onderwijs in Vlijtingen. Ludo koos voor het technisch onderwijs. Hij volgde 4 jaar de richting ‘A3 elektriciteit’ in de Broedersschool te Bilzen en daarna 4 jaar ‘kantoor en automatisatie’ in de Handelschool in Hoeselt (Franse zusters).

    In 1986 is hij daar afgestudeerd en sedert 1987 aan het werk in de papierfabriek in Lanaken (SAPPI) waar hij controleert of het afgeleverd papier aan de nodige kwaliteitsnormen voldoet.
    In zijn vrije tijd was hij DJ. Zo zorgde hij voor een luimige en muzikale noot bij menig feestje, bruiloft of schoolfeest. Zijn vroegere school in Rosmeer wist wel dat zij altijd op hem kon rekenen. Ook presentatiewerk heeft hij veel gedaan voor verscheidene verenigingen.

    Maar langzaam kwam bovendrijven war reeds lang diep leefde in zijn hart: het verlangen om dienstbaar te zijn en zich meer in te zetten in de pastoraal.
    In 1998 volgde hij de cursus voor pastorale animatoren (3 jaar) en zette zich anderhalf jaar in voor de vormselcatechese in de parochie.

    Sedert 1991 was hij al lector in de kerk en van het één belandde hij in het andere: parochieraad, parochieteam, misdienaarswerking en plusserswerking.
    Op breder vlak was hij actief op de lanceerdagen voor Broederlijk Delen en Welzijnszorg en op de startdagen voor parochiepastoraal. Daar zorgde hij telkens voor de technische ondersteuning en het geluid.

    Vooral de jongerenwerking heeft diepe indruk op hem gemaakt.
    Hij deed mee aan jongerentochten: Parijs, Compostella, Echternach, Rome, Assisi, Keulen … Op één van deze tochten, van Le Puy-en-Vélay naar Conques, sloeg de vonk over. Die vrijdag 24 augustus 2001 in Saint-Côme-d’Olt zal hij nooit meer vergeten. Toen hoorde hij de roepstem van de Heer om Hem te volgen met heel de inzet van zijn leven. En Ludo begon zijn 4-jarige opleiding als permanent diaken in 2001.

    Zou hij permanent diaken of priester worden? Hij nam de nodige tijd om hierover na te denken en probeerde in februari 2005 twee trimesters al biddend en studerend mee te volgen in het seminarie van Hasselt.

    Hij was blij en gelukkig toen hij na dit trimester de knoop kon doorhakken: hij koos voor waar zijn hart van vol was. Hij wilde permanent diaken worden.

    Op 12 februari 2006 werd hij om 10.00 uur in de Sint-Pieterskerk van Rosmeer tot permanent diaken gewijd door onze bisschop Mgr. Patrick Hoogmartens.

    Groot was de vreugde in de parochie. Iedereen vierde mee. Het was ook al sedert 29 maart 1948 geleden dat er hier nog een geestelijke gevierd werd en toen was het een dubbel feest: de eremissen van pater Deodat Meers en pater René Gerits, beiden Minderbroeders.

    Ludo kreeg van onze bisschop een zendingsopdracht. Naast zijn dagelijks werk in Lanaken zal hij in zijn diensttaak vooral aandacht hebben voor de eenzame, gebroken en kleine mensen. Hij zal dienaar zijn in de eucharistie en voorgaan bij doopsels, huwelijken en gebedsvieringen. In de parochiefederatie Bilzen-Oost zal hij mee bouwen aan de doopselpastoraal en de plussers- en jongerenwerking samen met de verantwoordelijke priesters en diaken Vik Jehaes.

 

[/vc_column_text][/vc_column_inner][/vc_row_inner][/vc_column][/vc_row]