Menu Sluiten

Romeinse tijd

De Romeinse tijd

In 57 voor Chr. vielen de Romeinen ons land binnen en ruim zeven jaar moest Cesar slag leveren om de Belgae te overwinnen. Hiervan is de heldhaftige partisanenstrijd van Ambiorix, het opperhoofd van de Eburonen, het beste bewijs. Anderhalf Romeins legioen werd door hem ergens buiten Tongeren in een hinderlaag gelokt en in de pan gehakt. Die overwinning kwam hem echter duur te staan. De gehele stam van de Eburonen werd door de Romeinen uitgeroeid. In hun plaats kwamen dan de Tungri zich hier vestigen. Eenmaal de vrede in het land weergekeerd, werd het grondgebied van de Belgen overeenkomstig het centralistisch stelsel en de noodwendigheden van het grote keizerrijk in vier provinciën ingedeeld, die op hun beurt in een aantal civitates werden onderverdeeld. Rosmeer maakte deel uit van de Civitas Tungrorum (provincie Germania Secunda) met Tongeren als hoofdplaats.

Gedurende de Romeinse overheersing van 50 voor Chr. tot 406 na Chr. ging de beschaving met reuzenschreden vooruit en nam het economisch leven een hoge vlucht. Overal verrezen nieuwe boerderijen, villa’s geheten, naar Romeins model opgericht en voorzien van al het toenmalige comfort. Vaak hadden zij een badinstallatie en een centrale verwarming (hypocaustum). Een gedeelte van dergelijke hoeve werd langs de Diepestraat gevonden op een plaats voordien door de mensen uit de IJzertijd bewoond.

Het blootgestelde deel vertoonde de muren van een kelder. Deze bestonden langs de buitenkant uit ruwe silexblokken en langs de binnenkant uit regelmatig gezaagde, kleine mergelblokken. Van de bovenbouw bleven slechts stukken dakpannen (tegulae en imbrices) over, waarvan enkele het teken V als merk droegen. Bij het uitdiepen van de kelder, die binnenwerks 4,72m lang en 4,09m breed was, kwamen een groot aantal potscherven en ijzeren en bronzen voorwerpen te voorschijn alsmede vijf munten. Tussen de aardewerkscherven, die dateren van de 1e tot de 3e eeuw, zijn vermeldingswaardig de zes hoofden van een zogenaamde planetenvaas. Op de bodem van de bouw tekenden zich de sporen af van de standplaatsen van amphoren en voorraadpotten.

Foto: voorraadkelder van de Romeinse villa te Rosmeer.
Voorraadkelder van de Romeinse villa te RosmeerEen tweede villa moet gestaan hebben ter plaatse Achter de Staberg, op een akkerland. Daar kwam men bij het graven van een wortelkuil op een waterput terecht, die heel wat Romeins schervenmateriaal bevatte, daterend uit de 2de en de eerste helft van de 3de eeuw. Een derde bevond zich in de onmiddellijke nabijheid van de Bandceramische nederzetting van de Staberg. Ook hier werd een Romeinse waterput aangesneden en werden talrijke fragmenten van tegulae gevonden. Een vierde was opgericht in de Lippen, op het grondgebied van Vlijtingen.

Als we deze hier vernoemen is het omdat het domein van deze villa zich over een groot gedeelte van de Rosmeerse bodem uitstrekte. In die tijd bestonden nog geen dorpsgrenzen. Het domein was de kadastrale basis voor de indeling van de bodem. De domeinen hadden een oppervlakte van ca. 50 hectaren. De villa’s of boerderijen lagen doorgaans in het centrum van het domein, waaruit valt af te leiden dat deze boerderijen op zo wat 710m van elkaar opgericht werden. Dat was ook zo te Rosmeer, wat wel bewijst dat het Romeins kadaster ook in onze streek in voege was. Elke villa had zijn eigen begraafplaats. Deze lag gewoonlijk op de hoogste plek, op een uithoek van het domein. Het gebeurde heel dikwijls dat welstellende villabewoners een tumulus, d.i. een grafheuvel boven het graf van een familielid lieten opwerpen.

Verscheidene van die tumuli zijn in ons gewest bewaard gebleven. Andere werden voor langbouwdoeleinden afgevlakt of uiteengevaren, doch het graf dat eronder geborgen zat bleef doorgaans gespaard. Dit laatste was ook het geval met de tumulus die op de Boelhof op een plaats Het Hinnedak genaamd, opgeworpen werd. Alhoewel de grafheuvel sinds onheuglijke tijden genivelleerd werd, toch bleef het graf intact. Het werd toevallig bij het graven van een bietenkuil in 1951 ontdekt. Naar heidens gebruik verasten de Gallo-Romeinen hun doden en deden de verbrande beenderresten in een urn. Benevens de urn kreeg de afgestorvene in het graf nog een aantal kruiken, potten en kommen mee, gevuld met drank en spijs en ook voorwerpen die hem tijdens het leven dierbaar waren. Dat alles voor het verdere leven hiernamaals, want ook deze mensen geloofden in een andere wereld.

Als bijgaven uit het tumulusgraf van de Boelhof tevoorschijn gekomen vermelde we: 2 sigillata-bakjes, een terra sigillata-bakje, vier kruiken, drie borden, twee bekers in wit aardewerk, twee kommetjes, een lampje twee potjes in blauwgroen glas en talrijke fragmenten van een niet te herstellen aarden kruikje, dit alles geborgen in een grafkuil van 1,25m in het vierkant. Te oordelen naar de gevonden voorwerpen zou het graf uit het begin van de tweede eeuw dateren.
Bij het einde van de Romeinse overheersing omstreeks het midden van de 5de eeuw was waarschijnlijk de grote meerderheid van het oostelijk gedeelte van Rosmeers grondgebied in akkerland herschapen. Ten gevolge daarvan had ook het wegennet een aanzienlijke uitbreiding gekregen. Naast de Groenstraat en de Oude Vlijtingenstraat bestonden voorzeker de Kerkstraat, de Rosmeerstraat, de Diepestraat en de Daalstraat.